Via de tam-tam vernemen wij dat:
"Dag Bruno,
Je weet dat er momenteel een personage rondgaat om de stadslaan te verkopen voor 17.50 m of 18.50 m. Het publiek (bewoners) is naar mijn mening wederom "gekozen", want niet iedereen zou de man op bezoek krijgen. Behalve als er echt een probleem is zoals bij x in de Kapelstraat. Ze willen absoluut geen juridisch spel en niet onteigenen.
Bij mensen in de Astridlaan heeft de man gesproken over "erfdienstbaarheden" voor de nutsvoorzieningen zoals gas, elektriciteit, waterleiding... over de privédomeinen. Riolering komt binnen het openbaar domein. Dit is volgens mij een oplossing om de mensen hun grond te gebruiken zonder deze te vergoeden of enige kost, en om onze tuinen om te laten ploegen door de instanties die de nutsvoorzieningen plaatsen. Kan men voor algemeen nut zomaar privégronden gebruiken? Kunnen wij hiertegen enig bezwaar aantekenen? Wat indien ik mijn tuin volledig afsluit? Kan men dit dan nog opeisen?"
De schrik zit er bij sommigen dus diep in, en ik voel me dan ook geroepen om duidelijk te maken dat ingevolge recente rechtspraak het principe van het opleggen van erfdienstbaarheden voor openbaar nut zonder enige vergoeding, volledig voorbijgestreefd is.
Stadslaanbewoners die een advokaat zouden willen raadplegen, adviseer ik om aan deze de onderstaande tekst te bezorgen:
Zeer recente rechtsleer
heeft aangetoond dat de grondslag voor vergoedingsplicht aan appelanten te
vinden is zowel in de erfdienstbaarheid van openbaar nut gecombineerd met het
beginsel van de gelijkheid van de burger voor de openbare lasten, als in de leer van de quasi-onteigening
zoals veelvuldig toegepast in de rechtspraak van het EHRM.
M. BOSMANS,
Raadsheer bij het Brusselse Hof van Beroep, had reeds in 2006 op overtuigende wijze
voorgehouden dat overdreven eigendomsbelemmeringen (voortvloeiend uit
overheidshandelingen) zonder vergoeding van de betrokken particulier, niet
langer door de beugel kunnen (M. BOSMANS, “Onteigeningsdreiging (of elke andere
vorm van eigendomsverlamming)”, in: J. GHYSELS & R. PALMANS (eds.), Onteigeningen. De voorafgaande fase, Antwerpen
(Intersentia), 2006, p.195-279).
Willem VERRIJDT, Referendaris in het Grondwettelijk
Hof, verdedigde op het colloquium
“Onteigeningen 2011: Erfdienstbaarheden van openbaar nut. Juridische omkadering
en waardering” dat gehouden werd te Bilzen (Alden Biesen) op 21 oktober 2011,
de stelling dat de overheid bij het opleggen van zware erfdienstbaarheden
van openbaar nut vergoedingsplichtig is. Zijn bijdrage zal opgenomen worden
in het gelijknamige boek dat bij uitgeverij Intersentia ter perse is; ze is
getiteld “Naar een principieel recht op
vergoeding: artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM en het
beginsel van de gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten” en steunt op drie ontwikkelingen in de rechtspraak:
-De eerste ontwikkeling is een arrest van 4
december 2008 waarin het Hof van Cassatie oordeelt dat ook voor
eigendomsbeperkende maatregelen die geen formele onteigening uitmaken, een
recht op vergoeding voortvloeit uit artikel 1 van het Eerste aanvullend
Protocol bij het EVRM (Cass. 4
december 2008, Amén. 2009, 133, JLMB 2009, 446, noot. N. VAN DAMME).
-De tweede ontwikkeling is een arrest van 24 juni 2010 waarin het Hof het beginsel van de gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten tot “fundamenteel algemeen rechtsbeginsel” promoveert (Cass. 24 juni 2010, RW 2010-11, 1217. Vgl. J. GEENS & S. VERBIST, “De gelijkheid voor de openbare lasten als grondslag voor overheidsaansprakelijkheid”, Burger bestuur & beleid, 2011, 120-129; S. LIERMAN, “Gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten: wel fundamenteel, (nog) niet absoluut, RW 2010-11, 1223-1227).
-De derde ontwikkeling is het zeer recente arrest
van het Grondwettelijk Hof van 19 april 2012, nr. 55/2012, waarin
duidelijk gesteld is dat de overheid verplicht is om overdreven
eigendomsbelemmeringen te vergoeden.
De vergoedingsgrondslag van de quasi-onteigening, wederom
in combinatie met het beginsel van de gelijkheid van de burger voor de openbare
lasten, werd in al even recente rechtsleer al even overtuigend verdedigd door twee auteursduo’s: Flamey/Valkeniers
enerzijds en Toury/Denys anderzijds:
-J. TOURY & M. DENYS, “Vernieuwde watertoets.
Vergoedingsregeling bij bouw- en verkavelingsverbod” , NJW 2012,
82-92, inz. 89-92.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten