DE "GESCHIEDENIS VAN LOMMEL" DOOR P.N. PANKEN (2)
GESCHIEDENIS
VAN LOMMEL
Voorrede
van den Schrijver
De
oorsprong van Lommel ligt in de duisternissen der eerste eeuwen van het
Kristendom verborgen. Met reden vermoedt men echter eene nog vroegere
bevolking, daar slechts enkele jaren geleden een paar lijkurnen met verbrande
beenderen en asch in de gemeente‑heide zijn opgedolven, die waarschijnlijk van
Germanen of Franken waren en gevolgelijk tot een voor‑christelijk tijdvak
behooren Belgische Geleerden namen van deze vondst nota. Deze urnen waren fijn
bewerkt en geleken naar de soort van welke er vele zijn beschreven in Noord
Brabants Oudheden door mijn lettervriend dr. C.R. Hermans, met Platen,'s
Hertogenbosch 1865. In
1847 zijn ook in 't naburige Neerpelt, op mijne aanwijzing merkwaardige
oudheden uit grafheuvelen opgegraven doch bij gebrek aan voorzorg verbrijzeld.
Daarna liet het Belgisch Bestuur door 3 ervaren Geleerden er zeer merkwaardige
oudheden opdelven die bewaard bleven en ik ter plaatse ging beschouwen. Of deze
voorwerpen van de eerste bewoners, Kelten, later Gallen genaamd, waren, is
onbekend. Vele Belgische nieuwsbladen maakten er destijds gewag van. Ik ook in
mijn oudheidk. correspondentieboek op 1847.
Van
de volkrijke en in vele opzichten zeer belangrijke gemeente Lommel achtte ik
het niet ondienstig eene geschiedenis te vervaardigen, die ik bescheiden in
deze bladen den lezer aanbied. Veelvuldig bezoek aan de plaats gedaan,
woonverblijf van talrijke vrienden en kennissen aldaar, hebben mij de
samenstelling van dit werk een~ vergemakkelijkt.
De schrijver P.N.PANKEN
Bergeik, September 1902
I.
NAAM EN AFLEIDING VAN LOMMEL. LIGGING. GRENZEN. GROND.
Lommel wordt in zeer oude schriften Lomelle, Loemele en
wel eens Loomella geschreven. Veeltijds noemt men het, vooral in deze
landstreek, Loemel. Aan de beteekenis of afleiding van Loe, loo, loch, loon,
enz ... wordt eene veelvuldige verklaring door tal van schrijvers en geleerden
gegeven. De meeste hunner verklaren dat woord voor bosch, hoogte, of hoogte bij
een bosch en de afknotting aan het einde eener plaatsbenaming en als
volksmenigte of dorp. Een dorp in het land van Valckenburg heet Lommel, Lummel
of Leumel, terwijl een gehucht verre in Limburg gelegen, Lom of Lomme
geschreven wordt. Het gehucht Ommel of Ommelen onder Asten vindt men in een
kerkelijk register van 1553, Loemel geschreven.
Tot in het begin der XIXe eeuw behoorde Lommel tot de
Meierij van 's Hertogenbosch, waarvan het de uiterste grensplaats uitmaakte,
liggende bij de scheiding van Luikerland en Oostenrijksch Brabant, tien uren
ten Zuiden van's Bosch en vijf uren Z.W. van Eindhoven.
Bij verdrag van keizer Napoleon I met zijne broeder
Lodewijk Napoleon, koning van Holland, is het daarvan, op 11 november 1811
gescheiden, in 1813 weder met Noord‑Brabant vereenigd en maakt sedert de
revolutie van 1830 deel van Belgisch Limburg uit. Bevolking en uitgestrektheid
van Lommel overtrof zeer ver die van Luiksgestel, waartegen deze ruiling
geschiedde; doch hierdoor is de buitensporig in het oog loopende landelijke
grens aanmerkelijk rechter en doelmatiger verkregen.
De gemeente Lommel begrenst de Noord‑Brabantsche of
Nederlandsche gemeenten Bergeik, Luiksgestel en Borkel en de Belgische Postel,
Moll, Neerpelt, Overpelt en Balen.
Lommel's grensscheiding stoot ook aan de zoogenaamde [Zeven]
heerlijkheden, een zeer merkwaardig punt, omdat aldaar zich zeven uiteinden van
evenveel dorpen vereenigen. Deze zijn de Nederlandsche gemeenten
Luiksgestel, Bergeik, Eersel en Bladel, benevens de
Belgische gemeenten Moll en Lommel.
Steen
der zeven heerlijkheden
Oudtijds was deze plaats onder den naam Schoongars
bekend. In 1844, of wat later, had men de punten dier heide van de zeven
genoemde plaatsen door twee paarden laten omploegen. De voren waren een uur
lang. Van dien tijd heeft dit oord er langzamerhand eene aanzienlijke
verandering ondergaan.
Op de heide tusschen Lommel en Postel zou in 1600, de
vermaarde veldslag van Lekkerbeetje, zooals eerst voorgesteld was, plaats
hebben, die in de Vuchterheide, tusschen Breaute, een Ritmeester in Staatschen
dienst en Gerard Abrahams, bijgenaamd Lekkerbeetje, in Spaanschen dienst vervolgens
is ten uitvoer gebracht. Deze slag tusschen eenige's Hertogenbossche en
Fransche ruiters is o.a. door Dr. Hermans in de Bijdragen tot Noord‑Brabant
uitvoerig medegedeeld (5de stuk, 1845, bl. 401‑474). Dieren, visschen, vogels,
insecten enz. treft men hier aan, zoo als die ongeveer in de omliggende
plaatsen gevonden worden, nog in de 17de en 18de eeuw waren wolven niet
zeldzaam, menigmaal werden hunne jongen uit de holen gegraven. Als eene
zeldzaamheid zag men in 1767 een witte mol hier te lande.
In werkelijkheid had de "Slag van Lekkerbeetje" (1600) niet in Lommel plaats maar op korte afstand van de stadsmuren van 's-Hertogenbosch. Het woord "slag" is hier enigszins overdreven omdat het aantal strijders de 50 niet overschreed...
Bij traktaat van 1842 onderging de grensscheiding
tusschen de Belgische gemeenten Neerpelt, Overpelt, Lommel (Limburg) en Moll
(Antwerpen) en de Nederlandsche gemeenten Bergeik, Luiksgestel, Hoogeloon en
Bladel (Noord‑Brabant) de volgende wijzigingen. De Nederlanden doen afstand van
het meest vooruitspringend gedeelte der beide punten naar de zijde van België,
gevormd door het grondgebied der gemeente Bergeik en Luiksgestel, bestaande in
omtrent 385 hectaren heidegrond gelegen ten noorden van de gemeente Moll en
Lommel.
De oppervlakte der gemeente beslaat 10594 hectaren. Van
alle zijden is de gemeente door uitgestrekte heiden omgeven. Daarin liggen op
vele plaatsen zandduinen en heuvelen. Aan den hoog gelegen bodem wordt
toegeschreven, dat in dit dorp geene rieviertjes, wel eenige waterleidingen
gevonden worden. Nogtans meldt zeker schrijver (Meijerij van 's Bosch, door
J.Van Oudenhoven,1670) aangaande Lommel : "Hier is een loopent stroomken,
dat een groot stuck weghs sijnen loop onder de aarde heeft, ende sich in twee
armen verdeelt, settende eenyder der selver eenen bysonderen loop. Een seltsaem
werck dat verwonderensweerdigh is". Zonder voldoende bewijs hebben eenige
geschiedkundigen dit verhaal nageschreven, wat door zekeren auteur [Hanewinkel] onwaar
genoemd wordt, daar men er dikwijls naar gezocht had, hij ook, en niet
gevonden. (Id[em].1803. Beide schrijvers waren hervormde Predikanten). Mijn
onderzoek in 1840 en meermalen later bij oude Lommelaren nagevorscht bleef
immer geheel onbevredigd. Zou er al ooit een kleine tunnel aldaar aanwezig zijn
geweest, dan ligt deze toch reeds lang in de vergetelheid bedolven. Op den
Lommelschen bodem neemt evenwel eene rivier haren oorsprong namelijk de Nethe,
welke, na zich met andere riviertjes vereenigd te hebben boven Antwerpen in de
Schelde stort.
De Nete in Balen
Men graaft in en bij Lommel goeden turf uit het veen of
moeras, hetwelk op eenige plaatsen gevonden wordt. Niet alleen treft men daarin
overblijfselen van kreupelhout, maar somtijds geheele boomen aan. Ze zijn
bewijzen van gewezen aloude bosschen, welke (naar de meening van oude
schrijvers) door de bimbersche diluvie of in den voortijd door eenen
vreeselijken storm uit het noordwesten, in de herfst werden nedergeworpen. De
richting van den wind leidt men af, omdat de toppen der boomen naar het
zuidoosten liggen en den tijd des jaars door de hazelnoten welke bij en aan het
hout meermalen gevonden worden. Droogt men langzamerhand die boomen in de
schaduw dan verkrijgen zij de kleur en zwaarte van zwart ebbenhout en de
zwaarte van ijzer, doch worden ze in den zonneschijn gedroogd, dan springen zij
van elkander, omdat de vezels, die het hout verbinden te schielijk droogen,
krimpen en in stukken springen. Al die boomen vielen niet in eens bij één
storm. Uit de nog aanwezige hazelnoten kan ook niets blijken, ze vielen elk
jaar zoo als nu af. Men mag de tegenwoordige geologen geloven dat ze op gewone
wijze achtereenvolgens bij de najaarstormen uit het N.W. zijn nedergevallen.
Sommige zandputten zijn reeds in 1875 geopend. Dit
bijzonder fijn zand, bezigt men in de spiegelfabrieken. Op vele plaatsen bevat
den Lommelschen bodem en wel tot eene aannemelijke dikte zuiver zand, hetwelk
om zijne wit‑ en fijnheid ver bekend is. Het wordt door behoeftige lieden van
het dorp in bijgelegen en soms verwijderde plaatsen langs de huizen verkocht en
ook per kar in het groot vervoerd. In andere oorden des dorps wordt leem en
klei aangetroffen. Men bezigt het eerste veelal tot vervaardiging van
dorschvloeren en aan geringe woningen tot wanden enz., terwijl de tweede stof
tot baksteen gestookt wordt.
Gemeentelijke zandgroeve te Lommel-Kattenbos, omstreeks 1900, waarop je de wagonnetjes ziet.
Schier nergens wordt het zand in zulke groot hoeveelheid
en tevens van zodanige wit‑ en fijnheid, dan te Lommel gevonden, voornamelijk
ten Zuiden (gehucht Kattenbosch) van het dorp. Zijn in het laatste tiental
jaren zandmijnen ter uitbating ontstaan waarvan dit zand, ook zilverzand
geheeten, zelfs naar Amerika, heinde en ver wordt uitgevoerd. Tot enigzins
gemakkelijken vervoer is in 1892 eenen ijzerenweg van de zandmijn tot het
Kempisch Kanaal, eenen afstand van 5.000 meters , aangelegt.
[n.v.d.r. : Alleen de aandachtige wandelaar zal nog sporen van dat spoorlijntje terugvinden. Ten noorden van camping Blauwe Meer stak hij de baan naar Kerkhoven over. Je ziet hier een soort dijk waar de met zand volgeladen wagonnetjes getrokken door paarden, overheen reden. Iets verderop, richting heidevlakte, liep het spoor dan weer door een soort "holle weg". Panken schrijft verkeerdelijk dat het spoor naar het Kempisch kanaal liep, daar waar het kanaal van Beverlo de bestemming was. Aan dat kanaal kan je in de omgeving van Gelderhorsten nog de betonnen laadkade, intussen wel overwoekerd door bomen, opzoeken].
Ik acht het merkenswaardig genoeg, hier de ontvangsten en
uitgaven der eerste tien jaren voor de vergetelheid te bewaren. Deze opgave met
achterlating der centiemen ben ik aan de heusheid van mijnen waarden vriend den
Heer gemeente ontvanger verschuldigt : Ontvangsten en uitgaven van
1887 Ontv. Fr. 7385,00 ‑ Uit& Fr. 7156,00
1888 Ontv. Fr.13630,00 ‑ Uit& Fr. 26094,00
1889 Ontv. Fr.15318,00 ‑ Uit& Fr. 8077,00
1890 Ontv. Fr.14863,00 ‑ Uit& Fr. 8103,00
1891 Ontv. Fr.19531,00 ‑ Uit& Fr.15200,00
1892 Ontv. Fr.17781,00 ‑ Uit& Fr.16236,00
1893 Ontv. Fr. 27169,00 ‑ Uitg. Fr.18943,00
1894 Ontv. Fr.18720,00 ‑ Uitg. Fr.16902,00
1895 Ontv. Fr.19259,00 ‑ Uit& Fr.15231,00
1896 Ontv. Fr. 32597,00 ‑ Uitg. Fr.16537,00
1897 Ontv. Fr. 21403,00 ‑ Uit& Fr.17139,00
1898 Ontv. Fr.14692,00 ‑Uit& Fr. 8984,57
[nvdr: die "waarden vriend" moet Godfried Verkoyen geweest zijn].