zondag 21 oktober 2012



Lommelse kolonel als held van de slag bij Waterloo (1814) !? (5)

Wijbrand-Adriaan De Jongh



5.      De Jongh’s “moment suprême”: de slag bij  Waterloo (1815)

Nu het Franse leger in Rusland uiterst zware klappen had moeten incasseren, zocht W.A. de Jongh naar een andere werkgever en werd aldus op 13 juni 1814 in het Hollandse leger (heropgericht op 9 januari 1814) opgenomen. Op 14 november van dat jaar werd hij Luitenant-Kolonel van het 15de bataljon. Op 24 april 1815 werd hij de commanderende officier van het 8ste Nationale Militie. Bijna twintig jaar lang had De Jongh aan de zijde van de Franse troepen gestreden tegen Britse, Pruisische, Oostenrijkse of Russische troepen. Dat keerde zich in 1815 toen het Hollandse leger in coalitie met Britten en Pruisen de Franse troepen van Napoleon te lijf gingen.  De Zevende anti-Franse Coalitie (1815) begon toen Napoleon Elba verliet. Hij trok naar Parijs, en verzamelde onderweg troepen rond zich die oorspronkelijk gestuurd waren om hem te tegen te houden. Toen hij Parijs bereikte zette hij Lodewijk XVIII af. De geallieerden verzamelden hun legers om Napoleon tegen te houden. Napoleon mobiliseerde de Franse legers voor een gewaagde veldtocht en rukte met 130.000 man op naar het noorden. Hier trok hij op 15 juni 1815 bij Charleroi de Samber over.  Ten zuiden van Brussel werd hij opgewacht door een coalitie van Engelse (onder Wellington), Pruissische (onder Blücher) en Hollandse (onder de prins van Oranje) troepen.
De Jongh nam met zijn 566 manschappen deel aan de slag bij Quatre Bras en bij Waterloo (16 en 18 juni 1815) en werd bij Quatre Bras aan zijn linkerzij verwond door een houwitzer-granaat. Voor zijn verdiensten tijdens deze veldslag ontving hij de Militaire Willemsorde 3de klas (medaille). Over het verloop van de gevechten schreef De Jongh een verslag , getiteld “Veldtocht van den jare 1815. 1e Brigade 2e divisie van de mobile koninklijke Nederlandsche armee. 8e Bataillon nationale militie”, dat in 1866 werd gepubliceerd in het tijdschrift “Nieuwe Militaire Spectator”. Met betrekking tot de veldslag bij Quatre Bras op 16 juni schreef De Jongh dat hij aan zijn linkerzij verwond werd door een houwitzer-granaat, en dat hij de verliezen (gesneuvelden) kon beperken tot 3 onderofficieren en 24 manschappen. Zijn troepen hadden 9650 geweerschoten afgevuurd.


De Prins van Oranje aan het hoofd van het 5e bataljon Nationale Militie bij de slag van Quatre Bras




Uniform van de troepen die onder De Jongh streden


Door de Pruisische nederlaag bij Ligny was Wellingtons positie bij Quatre-Bras onhoudbaar geworden. Op 17 juni, een dag waarop het vrijwel voortdurend regende, liet hij het geallieerde leger terugtrekken achter een natuurlijke glooiing, het plateau van Mont-Saint-Jean ten zuiden van Waterloo. Wellington had per brief vernomen dat Blücher parallel met hem terugviel richting Waver. Het was dus zaak om de Franse aanval zo lang mogelijk te weerstaan, totdat de Pruisen zouden arriveren. Hij stelde zijn legers op langs de weg van Eigenbrakel naar Genappe en wachtte daar de vijand op.  De Jongh schrijft in zijn verslag: “Van den 17den ’s middags tot den 18den ’s ochtends ten 10 uren, aanhoudenden zwaren stortregen; die dagen, zijnde de 17den en 18den geen vivres [levensmiddelen], stroo of brandstoffen ontvangen.         17den,  geene verliezen”.
De nacht van 17 op 18 juni regende het nog altijd, zodat Napoleon de volgende dag pas om 11.30u het sein gaf tot de aanval van wat de slag van Waterloo zou worden. Omstreeks 13 uur gaf Napoleon bevel tot een aanval op de geallieerde linkervleugel. De brigade van Bylandt weerstond die de Franse aanval enige tijd, waarna ze zich terugtrok achter de eerste Britse linie. Daarna volgde een tegenaanval van de Britse cavalerie, maar toen de Franse cavalerie kwam aangesneld moesten Nederlandse ruiters hun Britse bondgenoten ontzetten. In de namiddag leken de Fransen aan de winnende hand te geraken, maar toen de Pruissische troepen  naderden, smolt de mogelijke Franse zege als sneeuw voor de zon. De “Oude Garde”, de meest geharde soldaten van het Franse leger, dekte de aftocht van hun Keizer.  De Nederlandse 3e Divisie en enkele Nederlandse cavalerie-onderdelen, die de Fransen tot ver achter hun linies hadden achtervolgd, ontmoetten achter de Franse beginposities de Pruisen en hielden halt. De Pruisen namen de achtervolging van hun uitgeputte Nederlandse collega's over. Het Franse leger verliet het slagveld in volledige chaos en trok zich via Charleroi terug over de Franse grens.


Nederlandse infanterie in actie, prent van Langendijk uit 1816




Over die slag bij Waterloo schreef De Jongh in zijn verslag: Den 18den, Des morgens ten negen uren, bekwam ik order om positie te nemen achter den hollen weg, in de eerste linie van bataille...... Circa twaalf uren vielen de eerste vijandelijke kanonschoten. Tegen half een naderde de eerste linie van bataille van den vijand, en dreef de tirailleurs… terug ….. en smeet de zwakke bataillons overhoop; de Engelsche kavalerie hieuw op dit moment in….. Ik herzamelde dadelijk het grootste gedeelte van mijn bataillon, marscheerde vooruit en ondersteunde de attaques der Engelsche kavalerie, en wij namen vele Franschen, officieren en soldaten, gevangen. Nadat die vijandelijke attaque geheel gerepousseerd [teruggeslagen] was, gaf de chef van de generale staf van de divisie mij order om mij achter den hollen weg voor La Haye Sainte in mijne vorige positie te plaatsen …. Daar de brigade-generaal  …en de luitnant-kolonel ….geblesseerd zijnde geworden, nam ik als oudste hoofd-officier van de brigade het kommando op mij en verzamelde de drie bataillons..... Ik heb …. gedurende den ganschen dag….de positie behouden, …., en de Franschen onderscheidene malen terug helpen werpen in de laagte voor de positie, altoos ver[ge]zeld van een ijsselijk massacre onder den vijand makende. Ik had hierbij zware verliezen aan dooden en geblesseerden bekomen….T en negen uren des avonds begon het gevecht een einde te nemen, en het volk afgemat en vermoeid viel op den grond neder; wij bivacqueerden dien nacht op het slagveld. 1ste-luitenant Werner, zwaar geblesseerd, aan de gevolgen hiervan overleden; 37 onder-officieren en manschappen gesneuveld.” En verder:  “Den 18den positie hebbende in den hollen weg achter La Haye Sainte, gedekt door een walletje met enig kreupelhout, halve borstwering, heb ik het hout hiervan doen afhakken, en mijn bataillon, daar achter in twee gelederen geplaatst altoos doen nederliggen om de soldaten voor het vijandelijke kanonvuur te dekken, en bij het aannaderen van de vijandelijke kolonne hen weer doen opstaan, als zij met effect den vijand met hunne geweren konden bereiken. Ik bleef voor mij zelven, ver[ge]zeld van den braven kapitein-adjudant Sijbers, op mijn paard achter het bataillon staan, en heb al de attaques die door den vijand op het centrum en den linkervleugel werden gedaan gereflecteerd …..In den eerste attaque van den vijand deed ik een korporaal van de garde-dragonders van Napoléon afzitten, die mij wilde chargeren, en ik pareerde hem zijne slagen, drukte hem de sabel in zijne zijde; de kapitein Sijbers beklom dadelijk dit paard ….Bij het repousseren van de derde vijandelijke attaque…stortte ik met mijn paard ter neder, en daar mijn linkerbeen op de holsterkap van het zadel vastgebonden was, konde ik mij niet helpen; de twee brave sappeurs, Van Korvel en Sondervang…. reddeden mij als het ware het leven; Van Corvel, mij op het paard ligtende, geholpen door Sondervang, wierd den eersten zijn kop door een kartetskogel verbrijzeld, zoodat de hersens mij in mijn aangezigt en over mijne kleederen spatteden”. …..



Schilderij van Hoynck van Papendrecht, namelijk het werk "De divisie van Chassé in de slag bij Waterloo". Op dit schilderij is het Bataljon Infanterie van Linie nr. 2 afgebeeld, op het moment dat lt. Gen. Baron Chassé lt.Kol Speelman aanmoedigt met zijn bataljon in de aanval te gaan op de Keizerlijke Garde.


Toen Napoleon drie dagen na de slag bij Waterloo aankwam in Parijs hoopte hij alsnog een nationaal verzet te kunnen organiseren. De publieke opinie was echter oorlogsmoe en de staatskas was leeg… Hij werd dan ook gedwongen  om af te treden op 22 juni  1815 en werd verbannen naar het Zuid-Atlantische eiland Sint-Helena, waar hij uiteindelijk overleed in 1821. Na de slag bij Waterloo trokken de geallieerden naar Parijs. Tijdens die tocht bezette de Jongh met zijn 8ste Nationale Militie de middelgrote noord-Franse stad Péronne op 27 juni 1815 en hij werd er commandant van het aldaar gevestigde garnizoen. De Jongh schreef in zijn verslag: Den 19den, marscheerden dien dag naar Nivelles, den 20sten opgebroken, marscherende dien dag naar de environs [omgeving] van Seneff, bivacquerende; den 21sten naar Trivierres….. Dienzelfden dag de divisie opgebroken, en met geforceerde marschen voor Péronne gemarscheerd; den 26sten ’s avonds in de environs van die vesting aangekomen, bivacquerende; den 27sten in Péronne binnengerukt.”



De vestingplaats Péronne




Vanuit Péronne schreef De Jongh op 27 juni 1815 een brief naar de Engelse opperbevelhebber Wellington, waarin hij de situatie in deze bezette stad beschreef . Maar nog  had De Jongh er niet genoeg van. Het liefst was hij nu verder mee naar Parijs opgetrokken maar zijn oversten verzochten hem in Peronne te blijven. Hij schreef in zijn verslag: “Ik maakte den luitenant-generaal met gepasten eerbied aanmerking, en verzocht mij niet achter het front van de armee te willen laten,  maar mij mede voorwaarts te laten rukken om den heiligen oorlog mede te helpen eindigen, daar ik veronderstelde dat de Franschen nog eene bataille voor de hoofdstad zouden wagen, en ik meende dat wij dit geluk door ons getoonden gedrag in de bataille van den 16den en de 18den verdiend hadden…..Ik heb naderhand mij herhalende reizen aan zijnde excellentie den divisie-generaal per missive [brief] geadresseerd, om mij met de twee bataillons de armee voor Parijs te rejoigneren [vervoegen].” Op 15 juli  was De Jongh alleszins nog in Péronne want toen schreef hij aldaar zijn verslag over de veldslagen bij Quatre Bras en Waterloo neer, en ondertekende: “Péronne den 15den julij 1815, het eerste en ware jaar der vrijheid; De luit. Kolonel, kommanderende ad interim de 1ste brigade van de 2e divisie W.A. de Jongh”. Op 8 oktober 1815 werd De Jongh bevorderd tot 2de Kolonel en Commandant van de 16de Afdeling (vergelijkbaar met een regiment).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten