De "Geschiedenis van Lommel" door P.N. PANKEN (1)
INLEIDING
Peter Norbert Panken, geboren te Duizel (NL) op 6
september 1819, werd in 1840 tot onderwijzer aangesteld te Westerhoven. In 1863
‑ hij was dan nog maar 43 jaar ‑ nam hij ontslag en leidde vanaf toen een renteniersleven.
In 1886 verhuisde hij naar Bergeijk, waar hij op 20 juli 1904 zou overlijden.
Panken interesseerde zich, zowat als eerste in zijn tijd,
voor archeologische opgravingen in de Nederlandse Kempen. Daarnaast was hij
echter ook 'bezeten' door het verwerven van gegevens m.b.t. de geschiedenis van
die Kempische dorpen. Gedurende heel zijn lange leven trok hij (meestal te
voet) de hele streek rond, vaak meer dan 40 km . per dag. Hij snuffelde ijverig in
allerlei boeken en archieven en vulde duizenden pagina's met zijn bevindingen.
Slechts een miniem deel van zijn pennevruchten werd gepubliceerd, en dit omdat
hij er blijkbaar moeite mee had om zijn nota's tot een leesbaar geheel te
verwerken.
Tijdens zijn lange tochten doet Panken ook meer dan eens
Lommel aan. Als twintigjarige jongeling, op 16 september 1839, komt hij er voor
het eerst. Later zal hij er verschillende kerkelijke feesten meemaken, zoals de
eerste processie sinds het begin van de protestantse overheersing in 1648
(1841), de inwijding van de kerk van Lommel‑Kolonie (1852) en de Piusviering
(1871). Hij is getuige van de uitvoering van grote werken, zoals de aanleg van
het Maas‑Scheldekanaal (1843), van de nederzetting Lommel-Kolonie (1851) en van
de nieuwe kerk van Lommel‑Centrum (1902).
Panken raakt na verloop van tijd met enkele Lommelaars
bevriend. Vanaf 1870 is in zijn dagboek immers sprake van vrienden te Lommel,
al is niet onmiddellijk duidelijk over wie hij het heeft. In de laatste jaren
van zijn leven (1896‑1900) komt hij regelmatig over de vloer bij burgemeester
Jan Senders, gemeenteontvanger Godfried Verkoyen en onderwijzer Ferdinand
Theuwissen. Ook bij sommige Lommelse geestelijken komt hij op bezoek: in 1898
bij Daniël van Koot, pastoor te Lommel‑Kerkhoven, en in 1900 bij kapelaan
Arthur Hollanders te Lommel‑Centrum. Eigenaardig is wel dat Panken blijkbaar
geen kontakt had met Karel Gaethofs, kapelaan (1844‑1862), en later pastoor
(1862‑1888) te Lommel‑Centrum, van wie bekend is dat hij interesse betoonde
voor de Lommelse geschiedenis.
Op het einde van zijn leven komt Panken regelmatig op
bedevaart naar de kerk van Lommel‑Kerkhoven om er de H. Amandus te aanroepen
ter genezing van de pijn in zijn linkerschouder.
Net als over heel wat andere Kempische dorpen schreef
Panken ook een 'Geschiedenis van Lommel’.
Het geheel van 141 blz. maakt niet steeds een even
verzorgde indruk. De auteur plaatst heel wat aanvullingen in de marge van de
tekst, valt in herhaling en spreekt zichzelf soms tegen.
Inhoudelijk leert de tekst niet veel nieuws. Panken stelt
zich meestal tevreden met de herhaling van wat andere auteurs reeds voor hem
schreven. Archiefonderzoek heeft hij praktisch niet verricht. De documenten die
hij in 1870 en 1871 op het Lommelse gemeentearchief consulteerde beperken zich
blijkbaar tot het protestants doopregister uit de jaren 1694‑1808 en een
archiefinventaris uit 1753, die hij ijverig kopieerde zonder te merken dat de
erin vermelde archivalia grotendeels verdwenen waren. Het rijke
schepenbankarchief liet hij onbenut. De interessantere stukken uit Pankens
handschrift betreffen hetgeen hij mondeling vernomen heeft van oude ingezetenen
of hetgeen hij zelf gezien of meegemaakt heeft. Zo is de beschrijving van de
vroegere kerk van Lommel‑Centrum (die hij op 27 aug. 1866 grondig bezocht) één
van de uiterst zeldzame getuigenissen over dit in 1900 verdwenen gebouw.
Panken zelf dateert, in de 'voorrede' ervan, zijn
handschrift op september 1902.
In zijn dagboek noteert hij in 1900 echter dat hij deze
tekst 'enkele jaren geleden' opstelde. We mogen dus aannemen dat hij het gros
van de 'Geschiedenis van Lommer omstreeks 1897 schreef. Wel heeft hij minstens
tot in 1903 nog enkele aanvullingen aangebracht (dat is o.a. te merken op p. ll
en 91).
Panken die, zoals gezegd, een hele reeks dorpsmonografieën
had geschreven, was er in 1902
in geslaagd deze van Bergeijk en van Luyksgestel te doen
drukken en uitgeven. Deze plannen koesterde hij blijkbaar ook met het
handschrift over Lommel, temeer daar er vanuit Lommel, nl. vanwege kapelaan A.
Hollanders, omstreeks 1900 interesse was gerezen voor Pankens tekst. In 1903
ziet hij zijn kans schoon door als medestichter van het te Turnhout uitgegeven
tijdschrift 'Taxandria' aan te treden. Op 17 april (nog voor de
stichtingsvergadering van 23 juni) stuurde hij reeds zijn handschrift naar de
drukker J. Splichal te Turnhout, uitgever van het weekblad 'De Kempenaar'. De
wijze van uitgeven liet hij over aan het bestuur van 'Taxandria'. De redactie
van dit tijdschrift, blijkbaar in verlegenheid gebracht door omvang en inhoud,
vroeg Louis Stroobant om advies.
Louis Stroobant (1862-1950), bestuurder van de landloperskolonie te Merksplas, amateur-archeoloog, eerste voorzitter van de in 1903 opgerichte Geschied- en Oudheidkundige Kring "Taxandria" te Turnhout.
Deze laatste nam het handschrift door (hetgeen
links en rechts nog te merken is aan schrappingen in de tekst en aan
verbetering van schrijffouten) en kwam op 14 juli 1903 tot het niet erg malse
besluit 'L’ensemble est plutôt naïf...’.
Uiteindelijk werd beslist, uittreksels uit de tekst in het tijdschrift op te
nemen. In de eerste jaargang van 'Taxandria' (1904, p. 112‑118) verschenen
zeven blz. "Historische Mengelingen over Lommel"; een schraal
restant. Enkele maanden later overleed Panken. L. Stroobant schreef een mooie
'In memoriam' (Taxandria, jg. 2, 1905, p. 96‑97), doch het tijdschrift
publiceerde geen enkel uittrekstel meer uit het handschrift over Lommel...
Tenslotte is de tekst dan terechtgekomen in de Wetenschappelijke
Stadsbibliotheek te Turnhout, waar hij thans nog bewaard wordt. Een tijdje geleden werd weliswaar aan Erfgoed Lommel een kopie overhandigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten