DE "GESCHIEDENIS VAN LOMMEL" DOOR P.N. PANKEN (12)
X.
LOTGEVALLEN EN VOORNAME GEBEURTENISSEN, CHRONOLOGISCH MEDEGEDEELD.
990. Dit jaar schonk de Graaf van Huy en Bratisband, een vermaard krijgsman
der Franken zijn landgoed te Lommel aan de parochie Hilvarenbeek. Deze vrome
krijgsheld, met name Ansfridus, aanvaard den geestelijken stand, werd in 994
bisschop van Utrecht en stierf in het klooster te Heiligenberg. Ansfridus is
onder de heiligen opgenomen.
1284. De Heer van Valkenburg trok over de Maas en plunderde Lommel geheel uit. Volgens Jan Van Helu, een oud dichter, zoude zeker Heer Walraven Lommel in de Kempen geheel verbrand hebben. Het jaar is mij onbekend (Rijmchronijk, bl.80).
[nvdr: de tekst uit die rijmkroniek willen we U niet onthouden:
Sonder teere tijt, soe reden
Her Walrave, ende die sine,
Te Lomelle op die Campine,
Her Walrave, ende die sine,
Te Lomelle op die Campine,
Ende bernden torp al ave;
Maer daer en hadde her Waelrave
En ghene eere af nochtan;
Want, dat hi die reise began,
Dat was stolinge, met machte
En ghene eere af nochtan;
Want, dat hi die reise began,
Dat was stolinge, met machte
Ghedaen, vele meer dan met crachte]
1322. Lommel verwierf de vrijheid van Hertog Jan III tot eene stad gemaakt om met poorten en muren omringd te worden. Dit werk is begonnen maar gestaakt. Hertogin Johanna vergunde hierop in 1382 den inwoners, om van de steenen van een der drie poorten een toren aan de kerk te bouwen wat geschiedde en welke toren nog bestaat. [Nvdr: de privilegies werd aan Lommel verleend door Hertog Jan IV in 1422, dus niet in 1322].
1448. Hertog Philips II schonk aan dit dorp vrijheid van impost op het bier.
XVe
en XVIe eeuw. Onder de keizers Maximiliaan en Karel V, Hertogen van
Brabant in 't laatst der vijftiende en het begin der zestiende eeuw brandde
Lommel herhaaldelijk af.
1603. Vele vroeger verkregen voorrechten werden verleend of bevestigd, waaronder een was, dat zij hare oude Vrijheid Lommel mocht versterken met graven en vesten. Aan dit werk was al gearbeid. De overblijfsels heeten ook de Schansen en zijn nog te zien.
14??. Door den keizer Maximiliaan, Hertog van Brabant of onder zijne regeering is het dorp afgebrand.
1477. Op 8 Juni van dit jaar is eene gebeurtenis verhaald, die door den
bekwamen P.Cuijpers bij zijn onderzoek in het Rijksarchief te Brussel onvermeld
gelaten werd. Hij noteert ze onder Chambre des Comptes, nr. 20783.
Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519); herkomst ill.: Wikipedia
1479. Deze monarch [Maximilaan] bepaalt in zijne blijde inkomst, dat die van Bergeik, Westerhoven, Rijthoven en Lommel voor de bank te Eersel terecht zullen staan, zoo de vrijheid Eersel haar goed recht kan bewijzen. Hij geeft tevens eenige bepalingen wegens den tol in de meierij, den rentmeester van 's Hertogenbosch, enz. (Luijster van Brabant III).
1506. Onder Karel Hertog van Brabant is Lommel gebrandschat.
1507. De Hoofdman Joris Steenbreker had ten tijde van oorlog te Lommel met 77 pagiën (en vijf jonkers) 'aangaande 11 April en 24 Mei uitgaande' gediend Dit bedroeg 462 Philipsgulden of 577 Rinsgl. 16 stuiv. (Stadsarchief van 's Bosch door Van Zuijlen,1 stuk, 1861). Lommel werd vrijgesteld van de betaling in de oorlogskosten, welke 147 Ringsgl.13st. 1/2 oort hadden beloopen (Stadsarchief van 's Bosch door Van Zuijlen, 1ste stuk 1861).
1509. Lommel, als nog 7 dorpen, ontvangt terugbetalingen van hare betaalde graafgelden.
1512. Door ingezetenen van Lommel, worden acht gevangenen, die aldaar zonder paspoort op den huisman leefden, naar de stad 's Hertogenbosch opgebracht.
1574. De Spaansche bewindhebber Requesens bivouakkeerde alhier op de "Heiderheide", kort voor den beruchten veldslag op de Mokerheide welke 14 April dezes jaars voorviel en de Spanjaarden eene volkomen overwinning behaalden.
Don Luis Requesens (1528-1576), spaans veldheer.
1575. Dit en eenige volgende jaren stierven hier van de pest tweeduizend menschen. Hieruit is af te leiden dat de bevolking te dien tijde talrijk zal geweest zijn.
[nvdr: 200 i.p.v. 2000 slachtoffers lijkt ons een realistischer aantal]
1586. Door de Staatsche bezetting uit Geertruidenberg is het dorp uitgeplunderd en platgebrand.
1626. Van de Spaansche zijde is een kanaal om de Maas met de Schelde te verbinden, ook op grondgebied dezer gemeente gemeten. Deze voorgenomen bevaarbare graving werd spoedig werkstellig gemaakt, doch kon niet ten uitvoer gebracht worden. Ze werd naar de koningin van Spanje Eugenia, Fossa Eugenia geheeten en was zeer berucht, want men vergeleek dit werk in dien tijd met de grootste ondernemingen der oudheid, waarvan de geschiedenis der Grieken en Romeinen gewaagden. Zie deswegens ook op het jaar 1808.
1635. De Kanunniken uit de Postelsche abdij hadden zich eenige weken in hun refugiehuis te Bree opgehouden. Bij het wederkeeren naar Postel werden de paters met den prior en onderprior in de heide te Lommel door eene patroelje der Bossche bezetting verrast en gevankelijk medegevoerd. Onder bevel zich niet meer in de Meierij te vertoonen werden zij ontslagen.
1675. De vijand had hier als in meerdere voorname plaatsen der meiërij een magazijn van levensmiddelen opgericht, waarin groote voorraad tot zijn gerief werd vergaderd (Houben, Gesch. v. Eindhoven, II, bl.108).
1688. Het dorp door de Franschen afgebrand. Zeer vele inwoners moesten gaan bedelen wegens gebrek. Alle toegangen op de grenzen van het kwartier van Kempenland moesten op voorschrift der Staten zoveel mogelijk met landweeren en slagboomen versperd worden. Gedeputeerden kwamen de grens beschouwen. Lommel in zandachtige duinen gelegen, bleek hun onberijdbaar.
1738. Uit het Land van Luik kwamen 28 Februari zeven met rogge geladen karren in de Meierij. Aan het tol‑ of grenskantoor werden zij door de kommiezen van den tol aangehouden. De voerlieden boden tegenstand, die de kommiezen noodzaakte eene dier karren achter te laten. Met de overige reden zij naar 's Hertogenbosch. Dit gelukte niet, want omtrent Bergeik gekomen schoten eenige lieden, ongeveer twintig sterk, achter eenen met hout beplanten wal op de kommiezen en hunne bijhebbende manschap. Eenigen werden gekwetst en allen genoodzaakt met achterlating der karren de vlucht te nemen. Men voerde inmiddels die karren naar Luiksgestel. 24 maart 1738 beloofde de Raad van State honderd ducatons uit's Lands Domeinen, aan die, welke eenige handdadigen hiervan wist te ontdekken. Men leest niet van eenige achterhaling (Van Heurn, Ges. der Meierij IV, 36).
1747. De Stadhouders der Kwartierschouten in de Meierij vervoegden zich met verscheidene regenten van sommige plaatsen bij de algemene Staten om zich met de Franschen over de brandschattingen en leveringen, indien ze deze vorderden te mogen verdragen. Dit werd zeer streng verboden. Door de algemene Staten werden de inwoners van den Staat tusschen de Maas de Schelde gelast, alle eetwaren voor menschen en vee alsmede hun huisraad en tilbare goederen in de vaste of sterke plaatsen te brengen.
Op den eersten Augustus (patroondag) kwamen te Lommel
tachtig Franschen die er met brandende fakkelen door de straat. Dit
veroorzaakte een 'algemeenen schrik, omdat de meeste huizen met stroo gedekt
waren. Terstond sloegen zij de deur van het huis door den voorzittenden Schepen
bewoond open, roofden verscheidene goederen en hielden hem vast. Hij ontsnapte
hun echter. Van daar begaven zij zich naar het huis van den Roomschen Pastoor,
welken zij aan handen en voeten bonden met voornemen hem mede te voeren. Het
smeeken der Regenten en overhandigen van eenig geld deed deze euveldaad
voorkomen. Nadat zij hier en daar wat geplunderd en eenen brief van den
partijganger Fischer aan de regenten van Eersel, Bergeik, Westerhoven en
Riethoven, welke dorpen hij ook onder brandschatting stelde, afgezonden hadden,
vertrokken zij den volgenden morgen om acht ure. Zij voerden twee regenten van
Lommel met zich (Europesche Mercurius over 1747. Dl . II. Ned. Jaarboeken van Aug. 1747. Beide bij Van Heurn. IV).
Onder de ingezetenen der Meïerij verspreidde deze gebeurtenis eene geweldige
ontsteltenis. Door het opbreken der Franschen te Recheim in Limburg, wat kort
hierna gebeurde, verdween die angst echter merkelijk. Na dien tijd hebben zij
in langen tijd geene brandstichtingen of levering van levensmiddelen van de
meierij gevorderd.
1794. Bij de komst der Franschen heeft dit dorp veel geleden, toen een groot getal inwoners van goederen zijn beroofd.
1797. Drie voorname zeer waardige geestelijken en vrienden, vluchtelingen wegens de vreeselijke Fransche republiekeinen , hadden langs verschillende wegen de academiestad Leuven, waar zij gewichtige ambten hadden bekleed, trachten te ontsnappen. Zij waren de Zeer eerwaarde Heeren A. Van Gils, G. Moser en A. Simons. 4 December verlieten zij Leuven en kwamen in den laten avond op de pastorie te Lommel. Liefderijk werden zij opgenomen door pastoor G. Pompen en zijn kapellaan A. Beckers. Des anderendaags las Van Gils op een graanzolder (om minder ontdekt te worden) de H. Mis, waarna de pastoor die vluchtelingen uitgeleide deed over Luiksgestel tot in de pastorie te Bergeik.
Antonius van Gils (1758-1834) werd te Tilburg geboren. Hij studeerde aan het Turnhoutse College en vervolgens aan de universiteit van Leuven, waar hij in 1790 hoogleraar in de godgeleerdheid werd. Toen de universiteit in 1797 door de Fransen werd vernield en gesloten, vluchtte Van Gils, met medeneming van een gedeelte van de universiteitsarchieven, naar het Noordbrabantse Berlicum waar hij het klein-seminarie Veebeek stichtte. Hij was medestichter en president van het groot-seminarie Nieuw-Herlaer te St. Michielsgestel, waar de Leuvense archieven ten slotte terechtkwamen.
1807. Den 11 November 1807 werden te Fontainebleau in Frankrijk een tractaat tusschen Frankrijk en het Koningrijk olland gesloten. Art. 4 van deze overeenkomst luidt: "Zijne Majesteit de Koningvan Holland doet afstand aan Frankrijk van het grondgebied des eilands (sic) van Lummel en het zuidelijk gedeelte van het grondgebied van Eertel (sic) in ruiling van het welk Z.M. deswegen Napoleon het noordelijk gedeelte van het grondgebied van Gestel afstaat (Geschiedkundige Gedenkstukken voor het bestaan van Holland door Lodewijk Bonaparte uit het Engels. Amsterdam 1820).
1808. Door de Fransche regeering is eene vaart om gegraven te worden ter verbinding van Maas en Schelde ook door grondgebied van Lommel gemeten. Hier bevond men het hoogste punt of grond tusschen deze rivieren. Men noemde deze vaart het Noordenkanaal, dewijl het ten voordele der noordelijke Departementen van Frankrijk moest strekken. Mitsdien is het dezelfde onderneming, welke Spanje in 1626 begonnen had. Bij Keizerlijk decreet van 20 Mei 1806 werd het aanleggen van bovengenoemd kanaal, hetwelk de Schelde, de Maas en denRijn zou verbinden, vastgesteld. Het had zijnen oorsprong te Antwerpen, liep van daar op Heerenthals, van waar zich een arm van 8000 ned.ellen lengte naar Lier wendde. Vervolgens strekte het door Kempenland, langs Neerpelt, Loosen, Weert en Meiel op Venlo, alwaar het, in de Maas kwam. Na de in 1811 plaats gehad hebbende vereeniging van Holland met het Fransche Rijk zijn de werkzaamheden van het Noordkanaal voorlopig gestaakt. Door een zamenloop van ongelukkige omstandigheden en tegenspoed werd ten tweedemale (1628 en 1811) de belangrijke onderneming, om de Maas met den Rijn te verbinden, verijdeld, welke echter in het belang van den handel zoude gestrekt hebben (zie o.a. L.H. Gallots in Publ. [du Limbourg] 1866. p. 395).
In Duitsland was men bij het kanaalgraven al wat verder toen de werken in 1810 werden stilgelegd. Hierboven een sluis uit die tijd. Hieronder dat kanaal(tje) bij Neuss.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten