DE "GESCHIEDENIS VAN LOMMEL" DOOR P.N. PANKEN (6)
V.
OUDHEID VAN LOMMEL. BEKEERING TOT HET CHRISTENDOM. DE KERK EN HARE
GESCHIEDENIS. GEESTELIJKE BEDIENAARS.
Schriften van het begin der zesde eeuw noemen reeds
Lommel in Taxandrië gelegen. Dit landschap omvatte niet alleen de Luiksche en
Brabantse Kempen, maar ook het noorderdeel van Brabant, Poppel, Waalre, Diessen
en andere plaatsen worden daaronder vermeld. Volgens vele schrijvers hebben de
Cimbren ook deze landstreek bewoond en zou daarvan de naam Kempenland
ontsproten zijn, onder welk kwartier der Meiërij Lommel oudtijds behoorde. Men
vindt dit dorp als zeer oud aangeteekend. De heidensche bevolking was reeds
vroeg tot het Christendom bekeerd. Zij had waarschijnlijk dit geluk aan den
H.Domitianus, den apostel der Taxanders te danken.
Naar men mag vooronderstellen hebben hier echter meerdere
missionarissen het geloof voortgeplant. De H.Domitianus, bisschop van
Maastricht, komt o.a. op de jaren 530, 535 en 549 voor (Schutjes, I, 52). Op
het laatst der tiende eeuw was de H.Ansfridus een voornaam krijgsman onder de
Franken. Hij wordt graaf van Teisterbant, van Hoei en volgens Miraeus ook van
Leuven genoemd. Hij bezat te Lommel zeer aanzienlijke landgoederen welke hij
aan de kerk van Hilvarenbeek overdroeg. Uit dien hoofde heeft het Kapittel
aldaar de tienden van Lommel bezeten. Tegen wil en dank werd de H.Ansfridus in
995 bisschop van Utrecht. Hij stierf blind zijnde, bijna 70 jaren oud, in 1008
of 1010 (Schutjes 1,151).
Van ouds bezat de Abdij van Averbode goederen te Lommel.
Deze worden in brieven van 1298 vermeld. Er berust in het Rijksarchief te
Brussel (Chambre des Comptes 20782) eene akte van den volgende inhoud. "16 Mei 1469. Ontvangen van een mandement
daer mede den abt van Everbode geinterteerd (geautoriseerd) is eenen schutter
te worden gesteld bij den schout van Kempenland om te scutten ter plaatsen
geheten Berisset f = Vriesput], te mede op sekere heijde, liggende omtrent
Lummel".
Na het ontstaan der ketterij in de zestiende eeuw in de
Nederlanden, wilden de gereformeerde predikanten ook de Lommelaren tot hunne
secte komen overhalen. Zooals men althans vermoedt, zijn door één of meer
aanhangers der nieuwe leer eenige zoogenaamde hegpredikaties gehouden, naar't
schijnt in 1586. Niemand der ingezetenen werd hierdoor echter afvallig, doch
spoedig hierna daagden militairen der gereformeerden op die kerk, kapellen en
andere gebouwen afbrandden en het dorp plunderden.
De oude parochiekerk is een tamelijk groot, langwerpig
gebouw, hetgeen zich evenwel wegens den kolossalen en hoogen toren, na rato
zich minder verheven aan het gezicht voordoet. Aan den noordelijken muur van't
schip, kan men nog drie kleine zeer oude dicht gemetselde vensters bespeuren.
Oudtijds was deze muur naar den kant des torens van twee steunbeeren voorzien,
doch na het wegbreken van deze worden er aan het schip geen meer gevonden, want
de vernieuwde muur aan de zuidzijde is geheel gaaf opgetrokken. Het
priesterkoor, waaraan mede herhaalde verbouwingen zichtbaar zijn, is door
verscheidene steunbeeren versterkt. Het schip rust op zeer zware, ronde
pilaren, welke vroeger eene nog meerdere dikte zouden gehad hebben, en bij de
naasting der kerk in 1799 of daaromstreeks afgehakt zijn Alle kerkmuren bestaan
schier geheel uit gewonen grooten baksteen. De mergelsteen onder de ramen der
noordzijde aangebracht, is naar men zegt gedeeltelijk afkomstig uit den toren,
toen deze steen bij eene herstelling zijne vorige plaats daaraan niet meer
zoude bekomen hebben. Na veelvuldige herstellingen, schoon zonder groote
verbouwingen, is op sommige plaatsen, zoals aan het koor en tegen den binnen
torenmuur, echter in geringe mate, nog den oorspronkelijken of gothischen
bouwtrant der kerk te herkennen.
Panken
beschrijft wel deze kerktoren, maar niet de rest van de kerk; wel deze die er
voorheen (voor 1900) stond.
Het tijdstip der bouwing van de oudste of gothische kerk
is niet meer bekend. In 1586 is ze door Hollandse protestantsche soldaten
afgebrand. De gemeentenaren hebben hierna tezelfder plaats eene nieuwe kerk met
de oude steenen der verwoeste gebouwd. Deze kerk onaanzienlijker dan de
voormalige is aan de beide zijden van't schip ongeveer 2 meters smaller dan hare
voorgangster, waarvan de kolossale pilaren met hare puntige bogen daartusschen,
echter nog de nieuwe kerk schragen. Alleen de boog in de nabijheid des torens
ter linker‑zijde is rondbogig. De oude gotieke kerk was ongeveer 3 meters hooger dan de
huidige, wat tegen den oostelijken torenmuur tot 1869 ter hoogte van de nok nog
zichtbaar was.
De toren is in het laatst der veertiende eeuw gebouwd en
een der aanzienlijkste en hechtste dezer omstreken. Daar ook het fraaie
muurwerk, sinds de vorige herstelling weder veel geleden had, werd het van 1865
tot 1869, op kosten der provincie (Belgisch Limburg) en de gemeente in de
oorspronkelijken toestand gerestaureerd. In 1865 begon men met den westelijken
gevel, die door den tand des tijds het meest geleden had, de oostelijke was het
laatste voltooid. Er is op verre na niet bestendig, slechts naar gelang
daarvoor gelden beschikbaar waren, daaraan gearbeid. Zoowel de gehouwen als
gebakken steen is op de zelfde plaats als hij bij de bouwing was alzoo aangewend
Teneinde de grootte van baksteen als dien aan den toren te verkrijgen, werd een
vorm aan dezen geévenredigd gemaakt, zoodat de ontbrekende van dezelfde soort
is bijgewerkt. Deze steenen zijn van klei te Lommel vervaardigd en aldaar
gebakken. Men kent nog de plaats waar dit klei daartoe benoodigd, gedolven werd
(Artikel de Schans en Vest).
In de St-Pietersbandenkerk van Lommel komen ook een aantal maskers voor. Deze blijken qua vormgeving in ieder geval jonger te zijn en wel in te passen in het metselwerk. Dit wordt bevestigd door de doctoraalscriptie van H.P.M. Rose (april 1995) waarin wordt gesteld dat deze kopjes tijdens de restauratie van 1865-1871 werden ingebracht en klaarblijkelijk op dat moment werden gezien als een passende decoratie voor middeleeuwse kerkgebouwen. (http://www.graafschaploon.be/aanverwante-items/natuursteen-inserties/maskers-doopvonten)
Eene enkele afwijking van den ouden bouwtrant was den
aannemer bevolen, die zulks met mij bejammerde. Men trof namelijk oudtijds vier
nissen, waarin evenveel beelden zullen geplaatst geweest zijn, in den voormuur
aan, twee hiervan bezijden de deur en twee in de pilasters of steunbeeren. Deze
nissen, van middelbare grootte, waren rondom van gree en van binnen met mergel
voorzien geweest, in eene vorige eeuw ruw en bij de jongste restauratie
sierlijk met baksteen dicht gemetseld, zoodat van de oorspronkelijke nissen
geen spoor dan eenige nauwelijks opmerkbare doorschijning zichtbaar en geenen
misstand is. In het eerste jaar dezer hestelling (1865) werd o.a. een mergelsteen
van het bovendeel der galmgaten uitgenomen op welken zich vier kleine getallen,
moeilijk te ontcijferen bevonden. Het speet mij dezen steen bij geen enkel
bezoek tijdens de restauratie te Lommel afgelegd, gezien te hebben. Toen ik
eens omstreeks 1860 den toren ter bezichtiging beklom, was ik vergezeld door
den oplettenden koster‑organist aldaar, die dat jaarschrift door een
vergrootglas betracht, voor 1317 las. Vermoedelijk is het echter eenige jaren
jonger, naardien de herkomst, indien dit het wezenlijk jaartal zij, van een
ander monument dan de toren moet wezen. Immers in 1322 kreeg de Vrijheid Lommel
van Hertog Jan de gonst, haar met muren en poorten te omringen, en in 1381 werd
door Hertogin Johanna toegestaan de bouwstoffen van eene der 3 poorten tot het
bouwen van den toren te bezigen. Hiermede is mitsdien voor dit jaar niet
aangevangen. De steen met het gemelde jaartal was zoodanig geplaatst, dat noch
in den toren, noch daarbuiten iemand hem konde genaken en er het genoemde
jaartal in te kerven.
Het steen‑ of muurwerk des torens bereikt eene hoogte van
40,2, de spits van 15
meters . De muren zijn vierkant, van buiten gemeten is
elke muur p.m. 9 meters
lang, aan de oppervlakte van den grond 2,4m en aan zijn boveneinde of beneden
de spits 1,67m dik. Uitwendig is hij van 10 insnijdingen, eene menigte platte
of ondiepe nissen en op de vier hoeken van eenen dwarsstaanden of dubbelen
steunbeer voorzien, welke 1,68m lang en breed bij den muur gemeten wordende
dezen eene dikte van niet minder dan vijf meters aanbrengt. Alle beeren zijn
gelijkvormig en reiken tot aan de galmgaten, de steenen wenteltrap aan de noord‑oost
zijde geplaatst telt talrijke treden. De muren bestaan uit gewone groote
baksteenen, doch zijn bij de galmgaten en andere plaatsen met gree, mergel en
dergelijke grondsteen rijkelijk versierd. Bij sommige herstellingen in vorige
tijden werden eenige dezer gehouwen steenen eruit genomen of vielen er van
lieverlede naar beneden, waarvan er nu en dan door het dorp verspreid
geraakten. Het benedendeel van den frontgevel en de beeren prijken met zeer
diepe nissen of bogen. Men vindt in den toren drie verwulfsels of steenen
zolders.
Naar eene volksoverlevering zijn de steenen van den toren
en de kerk gebakken in de Weimortels, N.O. van de kerk, hetgeen allen grond van
waarheid heeft. De legende voegt erbij dat de menschen de steenen van gezegde
plaats tot bij den toren hand aan hand hadden overgereikt. Een dergelijk
verhaal bestaat van zoo vele plaatsen dat men aan alle geen geloof hecht. Het
is een geschiedkundig feit, dat de steenen aan de toren gebezigd, altans voor
een groot deel van de versterking afkomstig zijn. Mogelijk is op gezegde wijze
gehandeld met de bouwsteenen welke aan toren of kerk tekort kwamen. Aannemelijk
is ook de bijvoeging in deze overlevering, als zouden alle lieden welke aan het
bakken en overdragen dier steenen geholpen hadden, van eene gravin Van Hoei
genaamd, een stukje of perceel in de "Maaij" een moeras tusschen
Lommel en Kerkhoven als dank en belooning gekregen hebben. Heden ten dage
bezitten nog een groot getal inwoners een klein afzonderlijk pand in dat
moeras, in tegenstelling van andere vroenten of gebroekten, meerendeels door
slechts één persoon of eene gemeente bezeten. Het adelijk geslacht [Ansfried] Van Hoei was
destijds te Lommel in bezit van aanzienlijke goederen.
Rampen door oorlog brand, en andere omstandigheden trof
de gemeente Lommel in menige eeuw, soms in verregaande mate, welke meermalen
ook den toren en de kerk niet hebben gespaard. Toen in 1586 de torenspits was
afgebrand, is deze door eene zeer hooge vervangen, welke de vreeselijke storm
van 9 november 1800 deed nederploffen en waardoor geene geringe schade aan de
kerk werd toegebracht.
Om met den alouden toestand in het godsdienstige hier te
lande beter te oordelen neem ik nog eenige mededeelingen uit bekwame schrijvers
over. De Middeleeuwen beschouwden de kerken als heilige plaatsen die grooten
eerbied van ons vorderen. Een duizend jaren terug was het werk der beschaving
in vollen gang. Aan de behoefte des volks voldeden de kloosters allen met de
Dom‑of kapittelscholen. Er werd later geen kerk opgericht, geen klooster
gebouwd of eene school was erbij. In de middeleeuwen toen elke kerk en ieder
klooster eene school had, werden de schoolmeesters door de kerkelijke overheid
aangesteld. Nog vroeger had men geen aanstelling noodig maar was meester wie
wilde. Bij de invoering van het christendom bouwde men de kerken en kloosters
liefst op plaatsen die door de vereering van heidensche godheden gewijd waren (Eigen Haard, 1875, p. 325).
Men begroef de lijken der Christenen van de vroegste
tijden zoo niet in dan toch rond de kerken, wat heden velen schadelijk voor de
gezondheid beschouwen, doch Richard zegt "Er is nog niet bewezen, dat uit
kerkhoven ooit epidemieën zijn ontstaan".
Evenals de andere plaatsen der Meiérij van's
Hertogenbosch moesten de ingezetenen van Lommel, die allen katholiek gebleven
waren, hunne fraaie kerk met derzelver inkomsten in 1648 voor protestanten
ruimen. Deze werden hun uit noordelijke provinciën des lands gezonden. Zij
hebben alhier de kerk van dat jaar tot 1773 voor de uitoefening van hunnen
godsdienst gebezigd. Gedurende dit tijdvak kwam van lieverlede het heerlijk oud
tempelgebouw zeer in verval. Bij minnelijke overeenkomst is het door de
Katholieken genaast en door hen in bruikbaren staat gesteld, zijnde in't begin
der 19de eeuw, in 1808 tot den godsdienst hunner vaderen wedergekeerd en tot
het jaar 1902 weder tot uitoefening van den godsdienst gebezigd. De oude kerk
is in 1901 afgebroken en door eene grooter zeer sierlijke nieuwe kerk van
fraaien bouwtrant vervangen. De nok hiervan reikt tot aan de galmgaten.
Bij de verregaande verdrukking voor de Katholieken der
Meiërij omstreeks het jaar 1648 stelselmatig begonnen en met bitterheid
voortgezet, werden alle Rooms Catholieke geestelijken genoodzaakt zich daaruit
te verwijderen. In het geheim konden zich die van Lommel er nu en dan eens aan
wagen hunne verlaten kudde eenige troostmiddelen van den godsdienst te gaan
verstrekken. Van kerk, kapel en zielzorgers beroofd, hebben de katholieken van
Lommel, na de Spaansche omwentelingen, vele jaren in de omliggende dorpen van Luikerland
den gezamentlijken godsdienst uitgeoefend. Na 25 jaren bouwden zij eene eigen
kerkschuur, onder oogluiking van lands overheid op het gehucht Adelberg,
ongeveer 5 minuten noordwaarts der dorpskom, nabij den weg op Luiksgestel.
Zonder verlof der Staten hadden in 1729, toen de nederige kerk reeds ongeveer
60 jaren bestond, ze verbeterd en opgetimmerd. Hierover vroegen de Lommelaren
bij een smeekschrift vergiffenis, maar deze werd hun geweigerd en gelast de
vernieuwing op verdere straf af te breken.
Van overheidswege moest het interieur van zo'n schuurkerk dus "povertjes" blijven, ongeveer zoals dat van de in het noordoosten van Nederland gelegen dorpje Stadskanaal
Deze schuurkerk is in 1809 of 1810 gesloopt. Als men het middenpunt der toenmalige parochie of dat der gehuchten in aanmerking zou nemen stond ze niet doelmatig. Meer dan een half uur van deze plaats verwijderd hadden de katholieken van Lommel aan de grens van Luiksgestel in de eenzame heide, in of omtrent 1648 eene nood‑ of schuurkerk gebouwd en gebezigd tot die op den Adelberg gesticht was, zegt eene legende, doch hieromtrent of het bestaan eener noodkerk in de heide heb ik nimmer iets in schrift of druk ontmoet. Uit de Memorie der Rekening van Geestelijke Goederen van Kempenland enz. wordt het inkomen van de pastorij, de kerk en van altaren vroeger daarin aanwezig, benevens van de kapel met haar Maria‑altaar en zielmissen genoteerd.
Van overheidswege moest het interieur van zo'n schuurkerk dus "povertjes" blijven, ongeveer zoals dat van de in het noordoosten van Nederland gelegen dorpje Stadskanaal
Deze schuurkerk is in 1809 of 1810 gesloopt. Als men het middenpunt der toenmalige parochie of dat der gehuchten in aanmerking zou nemen stond ze niet doelmatig. Meer dan een half uur van deze plaats verwijderd hadden de katholieken van Lommel aan de grens van Luiksgestel in de eenzame heide, in of omtrent 1648 eene nood‑ of schuurkerk gebouwd en gebezigd tot die op den Adelberg gesticht was, zegt eene legende, doch hieromtrent of het bestaan eener noodkerk in de heide heb ik nimmer iets in schrift of druk ontmoet. Uit de Memorie der Rekening van Geestelijke Goederen van Kempenland enz. wordt het inkomen van de pastorij, de kerk en van altaren vroeger daarin aanwezig, benevens van de kapel met haar Maria‑altaar en zielmissen genoteerd.
Van de Lommelse schuurkerk op de Adelberg is helaas geen prent bewaard gebleven, maar ze moet eruit gezien hebben als bovenstaand exemplaar te Tilburg. Deze schets is van 1773.
De oude parochiekerk, enkele minuten zuid‑oostwaarts de
kom gelegen, den apostel Petrus in zijne banden toegewijd, voorheen in rang van
quarta capella aangeduid, was bij het kapittel van Hilvarenbeek ingelijfd. Dit
droeg de zielen‑ of herderzorg van eenen Vicaris of Pastoor op, verschafte hem
een genoegzaam inkomen en belastte zich met het onderhoud der kerk. Wereldlijke
priesters konden zich hier sinds de vervolging na 1648 niet ophouden, waarom de
abdij Postel haren religieusen derwaarts zond, die bij dreigend gevaar, wegens
den niet verren afstand tijdelijk in hun convent konden verblijven. Tot 1703
heeft dit slechts voortgeduurd, toen de kwartierschout van Kempenland namens de
Staten ingevolge de landsplakkaten, de geordende priesters en Monniken,
bepaaldelijk die van Postel verdreef. Sedert dien tijd is Lommel, in
onafgebroken opvolging, door seculiere priesters bediend.
Aan het pastoraat of vicarie waren drie missen in de week
met de inkomsten van 18 mudden rogge 's jaarlijks verbonden. Men noemt in het
jaar 1520 de vier volgende altaren: aan O.L.V.; aan het heilig Kruis; aan den
H.Geest en aan de H.Barbara toegewijd. Vaste inkomsten en missen worden van
deze altaren opgegeven, behalve dat van den H.Geest. Een register of pouillé
meldt ten jare 1553 ook de drie eerste altaren doch als vierde altaar dat van
den H.Nicolaas. Echter schrijft Coeverincx dezelfde 4 altaren van 1520. Het
altaar van den H‑Antonius was in 1615 met dat van den H.Antonius [bedoeld is
H.Geest] vereenigd. Er bestonden in dit jaar vier kleine beneficién in de kerk
van O.L.Vrouw, Antonius, Barbara en H.Kruis. Volgens een "Registrum
Beneficiorum et Officiorum" van het aloude dekanaat Hilvarenbeek, uit het
jaar 1430 (Mededeeling door wijlen J.Habets o.a. in de Kon.Akademie,1887)
bedroeg toen de opbrengst van den vicaris 25 Rijnl. Gulden's jaars. De rector
van het Maria‑altaar heette Johannes Haen die afwezig was. De dienst werd door
heer Henricus waargenomen. Het inkomen op het gezegde stuk gemeld is
afgesleten.
Van de Kosterij werd toen Petrus van Heselbeek genoemd,
doch ook hij resideerde er niet, maar hij liet de diensten door Arnoldus,
"ongehuwde geestelijke", waarnemen. De opbrengst van het kosterschap,
beliep 4 mudden rogge. Uit de beide gecursiveerde woorden kan men besluiten,
dat in de vijftiende eeuw ook hier te lande soms gehuwde priesters aanwezig
zullen geweest zijn Nadat de Meiérij aan de Staten der Nederlanden overgegaan
en in handen eener protestaantsche onderdrukkende regeering gekomen was
verminderden de inkomsten aan kerk, pastorie, kapellen en benificiën, door der
Vaderen vroomheid gesticht. Ingevolge eene resolutie der Hoogm. van 9 sept.
1679 werd, zoals hiervoren gemeld is, het inkomen der Kerk bij het kapittel te
Hilvarenbeek genoten. Op het laatst der 18e eeuw bedroeg het inkomen der pastorie
slechts f1.19‑6‑12, wat in 1681 nog voor fl. 74‑2‑14 staat genoteerd, dat van
het Barbara‑altaar respectievelijk fl.4‑12‑2 en fl.14‑19‑12 en dat der vroege
Mis f1.12‑7‑8 en f1.29‑11 (Memorie uit de rek. der Geestel. Goederen van Kemp.
door mij overgeschreven 16 oct.1840).
PASTOORS VAN LOMMEL.
13?? : Arnold YWANNI. Als kanunnik te 's Bosch en in een
vidimus op de jaren 1398 en 1419 is Arn. Iwani Peelt (Pelt) genoemd.
1398: Joannes PAUWETER in 1395 Scholarch van St.Jan te 's
Bosch ruilde met Arnold Ywanni in 1398 zijne scholasterij tegen het pastoraat
van Lommel. In
1403 kreeg hij eene prebende in St.Jan, maar is in 1405
onder de 17 aanwezige kanunniken niet vernoemd. Hij werd in 1417 deken van de
Illustre Broederschap van O.LV. en had in 1447 in die waardigheid en
in 1450 in
de Kanunniksdij een opvolger. Gezegde scholasterij is 4 december 1423 door den
Paus vernietigd.
1430: Henricus VAN OUDENHOVEN. Hij wordt voortdurende
vicaris van Lumel genoemd. Als resideerende doet hij pastoreelen dienst. Aan
het pastoor was eene opbrengst van 25 Rijnl.gulden verbonden.
1532: Gillis VAN LOEMEL ontvangt 9 juli dezes jaars
placet (inwilliging) op het rectoraat der kerk (deze acte berust in het
Rijksarchief te Brussel, Chambres des Comtes n 20787).
1539 : Gisbertus VILTERS van Lommel. Deze pastoor en 3
opvolgers staan in onzekere jaartalllen bij sommige schrijvers vermeld. Men
vond ook op 1543 Petrus Goessen van Lommel.
1553: Petrus DE MONTE was in dit jaar niet op zijnen
post.
1560: Sebastianus KLUIJSENS van Lommel.
1578: Guiliëlmus HEESMANS van Lommel. Alvorens hij als
herder in zijne geboorteplaats optrad was hij achtereenvolgend kapelaan te
Meelen, Hoogstraaten en Gheel. Zijn gouden jubelfeest als pastoor van Lommel
gevierd hebbende, deed hij afstand van de herderlijke zorg, doch diende de
parochiekerk als primissaris [ =vroegmislezer] nog ruim twaalf jaren en
overleed te Lommel 24 october 1640
in den gezegenden ouderdom van 97 jaren (Kerkarchief van
Lommel). Een dokument van 22 juni 1584 handelende over het kosterschap sedert
vier jaren door Richardus 's Greven bezeten, doet Heesmans als getuige
optreden, die 9 september 1588 den bisschop verzoekt, het beneficie van
O.L.V.., waaraan de niet resideerende rector L. Moorkens genoemd wordt,
tijdelijk aan 't vicariaat of pastoorschap toe te voegen. Pastoor Heesmans
verklaart in 1615, dat het beneficie van het H.Kruis aan het pastoraat is
toegevoegd en gemelde Moorkens als rector van het altaar van den H.Geest en van
Antonius zelf de lasten volbrengt. Deze Moorkens te Lommel geboren, vindt men
reeds in 1584 vermeld en noemt zich primissarius [ =vroegmislezer] in 1625. Dit
jaar vraagt hij den bisschop de lasten te willen verlichten, die aan een door
hem bezeten beneficie in de kapel op het gehucht Heuvel verbindend waren. Hij verklaart
de inkomsten dier fondatie gering en zijn 74 jaren ingetreden en slecht te been
te wezen.
1628: Nicolaas VAN TULDER S.T.B.F. komt als pastoor tot
1649 voor, toen hij gewis in de hevige vervolging wel gevlucht Tal geweest
zijn.
1650: Hugo HANEGRAEFFS van LommeL Hij overleed 20 Aug.
1661, slechts 45 jaren bereikt hebbende. Ik vind hem ook Johannes Hanegraaf
geschreven.
1661: Gerardus CROM van Scherpenheuvel. In 1676 Lommel
verlatende, werd hij in 1680 pastoor te Lagemierde. + April 1684.
1676: Bernardus BOOGAERTS van Baelen. Hij en de 2
voorgangers waren abdijheeren van Postel. Boogaerts in 1672 pastoor te Woensel,
in 1675 van Wamel, werd in 1703 prior der gezegde abdij en overleed daarin 1
maart 1707 men vergelijke Postel's Biographisch Woordenboek door
TJ.Welvaarts,1892.
1703: Andreas AERTS van Lommel. Eene andere opgaaf meldt :
1734 Andreas Aerts van Lommel, studie Leuven.
1704: Franciscus BREIJNAERTS van [..Arendonk..].
1713: Ant.SWINNEN van Turnhout, aanvaardde in 1725 de
parochie Desschel.
1775: Hub.HICKSPOOR + 17 november 1725.
1726: Petrus AERTS van Lommel, bevorens kapelaan te
Someren, werd in 1724 Pastoor te Dinther. Hij stierf in Aug. 1740.
1740: Henricus VAN DE CRUIJS., van Asten. Eene andere
lezing is : 1764 Henricus Van Der Cruis van Leende, studie Leuven.
1768: Leon. VAN DER ASDONK van Helmond. Hij bedankte in
1789 en stierf 31 Dec. 1792 te Gemert.
1789: God. Dam. POMPEN van Leende + 12 Sept. 1812.
1812: Joannes VERWETERING van Vechel + 15 September 1836.
1836: Arnoldus VAN MOORSEL van Helmond. Na het overlijden
van den pastoor Verwetering kreeg Lamb.Van Der Dussen, van 1827 pastoor te Breugel, zijne
verplaatsing naar Lommel. Aangezien de Lommelaren ernstig hunnen kapelaan
Arn.Van Moorsel als pastoor begeerden, zag Van Der Dussen van zijn benoeming af
en keerde onverwijld naar Breugel terug (meermalen hoorde ik dit feit uit den
mond van tijdgenoten, inzonderheid van den eerw. A.Hoefnagels, neef van Van Der
Dussen, in zijne omstandigheden. Hoefnagels van 1841‑45 pastoor te Westerhoven,
stierf prior der Trappisten. Hij had den nieuwbenoemden pastoor in 1836 in hetzelfde rijtuig
naar Lommel vergezeld. Van Der Dussen werd in 1844 naar St‑Michiels‑Gestel
verplaatst, waar hij is overleden). Drie jaren bediende nu Van Moorsel de
parochie als Administrator en werd eindelijk tot pastoor 9 juli 1839 ingeleid.
Hij is er 17 maart 1862 overleden.
1862 : Karel GAETHOFS van Houthalen. Van 1844 kapelaan te
Lommel geweest, is hij als pastoor plechtig ingeleid, wat sedert den tijd der
hevorming te Lommel niet had plaats gegrepen. Onder zijn herderschap is op het
gehucht "de Hei" door zijn bemoeiing en die van den kapelaan Vencken
eene kapel gebouwd, die later verbeterd werd.
1888: J. CLAIJKENS.
Het gebouw rechts op deze foto was in mijn jeugdjaren de pastorie, maar het werd eigenlijk omstreeks 1900 als villa gebouwd door Meulemans, schoolhoofd van de gemeentelijke lagere school in de Fr. Vanhamstraat, door zijn leerlingen "Meulemenneke" genoemd. Toen hij omstreeks 1918 Lommel als gepensioneerde verliet en naar Antwerpen trok, waar zijn zoon verzekeringsmakelaar was, kocht de gemeente het gebouw en maakte er een pastorie van.
KAPELANEN VAN LOMMEL.
In 1844 is de tweede kapelanie opgericht.
1682: Godefridus AERTS van Arendonk. Werd pastoor te
Lagemierde.
1694: Reinerus BLOX van Eersel. Pastoor te Renoij.
1698: Gerlacus WEERTS van Lommel. Deed afstand. Hij wordt
ook Werts geheeten, was in 1672
in Lommel geboren en stierf in 1715, den 12 November.
1699 : Joannes VAN DOERNE van Eindhoven. Hij en drie
voorgangers waren Postelsche religieusen.
17[08] : Joannes ALDENHUYSEN. Als kapelaan te Lommel
staat hij 16 Juli 1727 in
het doopregister te Gemert aangeteekend. Waarschijnlijk is hij J.A.
Aldenhuijsen in 1731 pastoor van Borkel en Schaft.
1730: Joan. VAN DEN BROEK. Werd later Pastoor te Berchem
en te Erp; alwaar hij 15 October 1773 overleden is. Waalwijk was zijne
geboorteplaats.
1739: Wilh. AERTS van Lommel. ‑ Past.Bladel.
1748: L. VAN DER ASDONK van Helmond. ‑ P[astoor] Lommel.
1768: Barth. COX van Hilvarenbeek. ‑ P[astoor] Aarle.
1775: G. D. POMPEN van Leende. ‑ P[astoor] LommeL Hij
werd 27 April 1790 als pastoor ingeleid en stierf 12 Sept. 1811
1788: W. STAESSENS van Strijp, eerst ass[esor] ‑ R[ect]or's
Bosch.
1793: Adr. BECKERS van 's Bosch. ‑ P[astoor] Heeze.
1806: Petrus VOET van Berchem. ‑ P[astoor] Oyen.
1814 : Am. VAN MOORSEL v. Helmond. ‑ Pastoor Lommel.
1836: Lamb. VAN KOLLENBURG van Liempde. Hij was in 1835
ass[esor] te Geldrop; dan te Lommel. 3 Dec.1838 overleed hij aldaar aan de
pokken.
1838: Leon. VAN SLEEUWEN van Dinther. In 1853 werd hij
pastoor te Stratum en in 1860 te Aarle.
1844: Karel GAETHOFS van Houthalen. ‑ P[astoor] Lommel.
1853: Joan. Lud. VAN DER EIJCKEN van Steevoort. ‑1856 Kap[elaan]
Alken.
1856:
Victor Alexander CORTHOUT van Laer.1857 Coadjutor Kinroij.
1857: Tbeod.God. POORTERS van Overpelt. 1872 pastoor te
Oostham.
1862: Joannes Jacobus SPAAS van Hamont.
1872:
Fr.Xav.M. VENCKEN van Papenhoven uit het bisdom Roermond.
Voorts
waren de volgende kapelanen in bediening : J. BETTONVILLE, J. VENCKEN, E.
MEGANCK, DELOBELLE, G. STRAETMANS, VERMEULEN, VAN AERT; LOONEN in 1897
overleden, LEIJSENS, MULDERS, HOLLANDERS, JOOSEN. HOLLANDERS werd in 1902
pastoor te Kerkhoven onder Lommel. Hij toonde zich zeer belangstellend voor
deze mijne Beschrijving enz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten