DE "GESCHIEDENIS VAN LOMMEL" DOOR P.N. PANKEN (9)
VII.
LOMMEL EENE VRIJHEID. VERHEVEN TOT STAD. BIERBROUWERIJEN. VRIJSTEL DER GRUIT.
MARKTEN. GILDEN.
Dit dorp is eene der oude Vrijheden, doch welker
stichtingsbrief verloren schijnt. In 1621 noemt men het eene 'treffelijcke
vrijheid'.
Aangezien Lommel het uiterste dorp der Meiërij was en aan
de grens van Luikerland ligt, kreeg het bij oorlogstijd gedurig den meesten
aanstoot. De Hertog van Brabant Jan III zulks inziende gaf aan dit dorp gemeene
weilanden en zaaiakkers tot eene gemeente. Tot meerder veiligheid en
verzekering heeft hij de ingezetenen toegestaan hare plaats met wallen en
poorten te versterken. Hij gelastte tot dit werk vier opzieners benevens den
Schout van Kempenland. Tevens gaf hij verlof hare accijnsen op te stellen en
omdat die meerder zouden opbrengen vergunde hij hun eene weekmarkt en
driejaarmarkten. Dit hertogelijk en merkwaardig octrooi dateert van 1322 [nvdr: lees 1422]. Dit
versterkingswerk was zoo ver gevorderd, dat het voornaamste deel des dorps met
muren omringd en met drie poorten prijkte. Men wierp deze versterkingen
wederom. Sommige waren in het kerkhof gebracht, om 'daer de klocken in te
hanghen' (Van Oudenhoven, Beschr. der Meiërij, 1670, bl. 61).
Vermits de kerk geen toren bezat veroorloofde hertogin Johanna in 1381 daartoe de bouwstoffen van eene der 3 poorten te mogen gebruiken. Volgens hare begeerte moest ieder die eenig land met het leggen der wallen verloren had, het terug erlangen, nadat deze geslecht zouden wezen. Uit dit laatste is eenigermate te besluiten, dat in het evengenoemd jaar alle vestingswerken nog niet geruimd waren. Alzoo werd Lommel spoedig ontmanteld en tot een open vlek gemaakt, doch met behoud harer stadsvoorrechten. Zij werden door de Aartshertogen Albert en Isabella in 1603 nog bekrachtigd.
Johanna was hertogin van Brabant en Limburg van 1355 tot aan haar dood in 1406.
Vermits de kerk geen toren bezat veroorloofde hertogin Johanna in 1381 daartoe de bouwstoffen van eene der 3 poorten te mogen gebruiken. Volgens hare begeerte moest ieder die eenig land met het leggen der wallen verloren had, het terug erlangen, nadat deze geslecht zouden wezen. Uit dit laatste is eenigermate te besluiten, dat in het evengenoemd jaar alle vestingswerken nog niet geruimd waren. Alzoo werd Lommel spoedig ontmanteld en tot een open vlek gemaakt, doch met behoud harer stadsvoorrechten. Zij werden door de Aartshertogen Albert en Isabella in 1603 nog bekrachtigd.
Johanna was hertogin van Brabant en Limburg van 1355 tot aan haar dood in 1406.
Oudstijds wist men geen beter middel, om de grootte of
bevolking der plaatsen aan de duiden, dan uit den tax of de schatting der Bede,
door den hertog van Brabant gezet of gewaardeerd. Een zeer oud tot 1666 loopend
boek noteert op het jaar 1606 voor Lommel 93 oude schilden en een derdedeel.
Oirschot en Bergeik stonden toen slechts in Kempenland hooger. In de
haardtelling van 1515 betaalde Lommel fl. 818‑15‑6 het meeste der 36 toen
opgegeven plaatsen (Van Oudenhoven,1670, bl. 83 en 85).
Toen Hertog Jan in 1322 Lommel tot stad verhief, vergunde
hij onder meerdere voorrechten aan die plaats de oprichting eeniger
jaarlijksche markten een eene Maandagsche weekmarkt. Deze jaarmarkten vielen
Maandag voor Palmzondag, den tweeden Maandag voor Sint Jan Baptistus en den
derden Maandag voor Barthelomeusdag. Hoezeer deze markten wel in belangrijkheid
hebben verloren bestaan ze nog altijd en zijn in den omtrek zeer gunstig gekend.
Naar men meende stonden oudtijds alhier vele
bierbrouwerijen.
Thans worden te Lommel drie windgraanmolens gevonden,
namelijk een ter linker zijde van den grintweg van Luiksgestel naar Lommel of
van het dorp, een aan de rechterzijde van het dorp, de andere te Lut‑Lommel.
Twee dezer zijn Standaard‑molens. De standerd of standaardmolen (in Vlaanderen
staakmolen genaamd) begint gaandeweg tot de geschiedenis te behooren.
Met de molen "ter linker zijde van den grintweg van Luiksgestel", bedoelde Panken de molen die destijds in de Koningstraat stond.
Van de gruit is door den hertog in 1440 vrijstelling der
gruit geschonken, weshalve de Lommelaren geene belasting op bieren behoefden te
betalen. Behalve de gruit van Lommel werden tevens de ingezetenen daarvan vrijgesteld
in de volgende dorpen: Eersel, Steensel, Duizel, Dommelen, Riethoven,
Westerhoven, Eijke (nu Bergeik), Hapert, Casterle (Casteren) en Loon
(Hoogeloon). Ook vreemd bier genoot daarvan ontlasting. Er bestaan menigvuldige
bevestigingen en andere omstandigheden van gruitgeld, enz. dier plaatsen (zie
o.a. een Register van 404 bladz. getiteld Inventaire des Archives de la Belgique , publiés par
ordre du Gouvernement, in het Archief te Brussel door mij in Aug. 1892
ingezien).
Gruit is een kruidenmengsel dat wordt gebruikt als smaakmaker bij het brouwen van bier.
Men trof voorheen hier de volgende doelen aan. Het zijn de oude Gilden, als:
1e De Schutters van den stalen boog wien Hertog Jan het recht van het gewicht of waag verleende. Deze is de Gilde van St. JORIS. Toen Jan, hertog van Brabant in 1332 beval Lommel tot eene stad te maken enz. verleende hij ook aan het gild van St. Joris het zoogenaamd panderrecht terwijl later de Schout vaan Kempenland Jan Coene de reglementen vastgesteld heeft van die van Sebastiaan en Barbara (zie hieronder).
2e De schutterij der H. BARBARA. De Schout van Kempenland Jan Koenen, gaf ze dezelfde wetten enz. als die van St. Bastiaan genoten.
3e Sint SEBASTIANUS. Zij bezit een zilveren haan, een plaatje met naam doch zonder jaartal, benevens twee schilden waarop almede de ouderdom niet blijkt. Overigens een zilveren schild van 1753,1774,1785, 1803,1824, 1828,1837,1841,1851,1867.
Meermalen schenen deze drie zeer oude gilden hunne
vernietiging nabij, daar in België zulke Broederschappen geen gronden of
dergelijke eigendommen mogen bezitten. Omstreeks het jaar 1870 telde de
eerstgenoemde gilde 18, de tweede omtrent 20, de derde slechts 6 leden.
Van oude tijden stonden de schuttterijen, zoowel van den
voet‑ als handboog, in steden en dorpen in aanzien. Zij hadden goede wetten,
wijzen en zeden en waren door ieder bemind. Van hunne bedrevenheid in het
schieten gaven ze openbaar bewijs (J. Van Oudenhoven, uitgaaf 1670). Wie den
houten vogel of papegaai afschoot verwierf voor die reis den naam van Koning.
Van onheugelijken tijden hadden de gezamelijke Gilden van
Lommel slechts één en dezelfden schutsboom en wel op het gehucht Aalberg of
Adelberg, welke er nog staat.
4e St. AMBROSIUS dagteekent van ouden tijd.
Op 7 december 1815 ondertekenden in de herberg van Jan Verkoyen op de Adelberg twintig burgers van Lommel de stichtingsakte van "de Compagnie van de H. Ambrosius". Het waren bieboeren (imkers) die gemeenschappelijke belangen te verdedigen hadden.
(http://www.sint-ambrosiusgilde-lommel.be)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten