DE "GESCHIEDENIS VAN LOMMEL" DOOR P.N. PANKEN (14)
XII.
VOORNAME INBOORLINGEN
Johannes
Hubertus van Lommel of Huybrechts
Naar zijne geboorteplaats wordt hij soms Lommelanus of
Lommelaars genoemd. In de promotie der hooge school te Leuven is hij in 1489 de
derde vernoemd en werd er later aan het collegie Porcus professor in de
rechtsgeleerdheid, waarin hij eene uitstekende kunde bezat en hierom tot
raadsheer in den hoogen raad van Brabant te Brussel benoemd is. Naderhand werd
hij Kanunnik in de hoofdkerk van Antwerpen, Luik en Mechelen en aartsdiaken van
Famenne (bij de kleine stad Marche). Hij genoot in hooge mate het vertrouwen
van paus Adrianus VI en van den kardinaal Enckevoirt (zijne landgenoten voor
welke hij uitstekende diensten verrichtte). Huijbrechts handelde met veel
beleid en groote omzichtigheid. Van zijne geschriften is nog een werk over de
kerkelijke rechten en bevelbrieven der pausen bekend. Hij overleed te Antwerpen
17 October 1532 na vijf kerkelijke stichtingen voor de studie en opvoeding der
jeugd in het genoemd collegie te Leuven opgericht en het begijnhof aldaar
weldadig bedacht te hebben.
Joannes Huijbrechts bezat in 1521 en later de rijke
inkomsten van het personaat te Geel, welke hij afstond om de ten tweeden male
(1489) afgebrande Sint Amands‑Kerk te helpen herbouwen (Geel, bij Kuijl en
Schutjes). Men vergelijke hierachter zijn naam‑ en doopgenoot.
Wapenschild van Huberti van Loemel
Uitvoerige mededeelingen konden over de beurzen en andere
stichtingen door de vroomheid van Joannes Huberti (zoals hij ook meermalen
genoemd wordt) gegeven worden. Ik meld ze beknopt. Bij de vijf in de Collegién
Standonck en het Vercken te Leuven door hem gesticht heeft hij er later nog
vijf gevoegd. Hubert Huijberts, ook te Lommel geboren, vermeerde deze met drie
beurzen Deze dertien beurzen voor de godgeleerdheid of filosofie waren ten
behoeve der nabestaanden gesticht, verder volgden inboorlingen van Lommel,
Welde en Geel. Van deze laatste plaatsen had Huijbrechts het personaat bezeten.
Bevonden er zich van vorengenoemde gerechtigden geene tot die beurzen, dan
konden die van Kempenland en eindelijk uit de Meiërij optreden. Christianus
Boelaerts, vermoedelijk Lommelaar, priester en kanunnik van Hoogstraten, heeft
in 1645 deze beurzen vergroot. De collatie der overgebleven inkomsten is door
Willem I, bij koninklijk besluit van 20 januari 1822 aan den kerkvoogd van 's
Hertogenbosch toegekend. Joannes Huijbrechts stichtte nog twaalf beurzen voor
evenveel jongelingen van 6 of 7 jaren, eerst voor de familie, dan voor kinderen
van Lommel, Welde of Geel en verder voor kinderen van Kempenland ter
bevordering van het schoolbezoek. Bij hunne ouders inwonende kinderen genoten
fl.6 en die niet onder het ouderlijk dak verbleven 12 gl. Het beheer der
stichting berustte voorheen bij iemand der bloedverwantschap, die het van de
kleine inkomsten van het beurzenkantoor, waar de jaarlijksche inkomsten belegd
worden, heeft afgestaan (Schutjes II, 222). Huijbrechts stichtte eindelijk in
het groot Begijnhof te Leuven een huis ter inwoning en tot onderhoud van tien
maagden.
Uit een bundel meestal oude papieren, 16 in getal, over de
stichting van beurzen enz. door den hoogeerw. heer Joannes Hubertus van Lommel
en zijn familie alsmede van dusdanige door den zeereerw. heer Nicolaas Cuijlen
ten getale van 4, te Bergeik in 1763 verzameld, heb ik in 1863 wat mij
belangrijks voorkwam afgeschreven (Mijne Aanteek. over Nbr.III). Nu copiëer ik
daaruit het op Huijbrechts toepasselijke.
Zijn testament, uit het latijn overgezet beslaat drie
bladen of 12 groote bladzijden klein geschreven. Bij den aanvang noemt hij zich
daarin Archidiaken in de kerk van Luik en kanunnik van Antwerpen in welke
laatste kerk hij wenscht begraven te worden onder den steen door hem in zijn
leven gelegd en wil niet dat er eenige eer bij de begrafenis zal zijn wegens de
waardigheid van zijn archidiakonaat, maar eene solemniteit gehouden worden,
gelijk gemeenlijk geschiedt voor eenen simpelen kanunnik. Onder zekere
voorwaarden begiftigt hij voorts de kerk te We[e]lde.
Omdat hij te Lommel geboren is en aldaar zijne ouders
begraven zijn verlangt hij er op eenen bekwamen dag eene solemneele uitvaart
voor hem, zijne ouders en zijn broeder. De jaargetijden en alle andere lasten
aldaar gesteld moeten betaald worden van zijne hoef gezegd "de Kopshoeven",
welke hij vermaakt aan zijnen neef. Er moet ook voor de kerk van Lommel een
zwart fluweele kasuifel gemaakt worden.
Nopens
Bergeik enz. meldt hij in zijn testament: Aangezien ik een huizing of hoeve heb
gekocht te Bergeik voor dewelke ik gegeven heb 380 gulden Filippi, voor welke
ik op de gezegde goederen en alle zijne en zijner vrouw dingen hebbe recht tot
de intrest tegen 141!2 gouden guldens of daaromtrent, zoo geve ik, hebbe zoo
lang hij leeft dezen intrest en na zijnen dood aan zijne kinderen en is't dat
hij of zijne kinderen komen te sterven zonder wettelijke kinderen achter te
laten, dan wil ik, dat deze intrest wederkeere naar mijne naaste erfgenamen van
mijnen vaderlijken en moederlijken stam en geenszins naar zijns vrouws familie
en daarenboven wil ik, dat de brieven van den intrest zullen bewaard worden
door mijnen broeder en zijne erfgenamen opdat ze niet verloren gaan of de
goederen niet bezwaard worden tot nadeel van die inkomsten. ‑ Zijn neef op de
Kopshoef te Lommel wordt Laurentius, die op zijne te Bergeik gekochte hoef
woont, Walterus geheeten, welke laatste nog meerdere voordeelen door den
erflater toegekend worden. Hubertus een ander neef heeft zich niet wel
gedragen. Op hoop van beternis schenkt hij hem zekere inkomsten enz. Naar het
schijnt was hij nog niet tot een' staat gekomen. Meester Johannes, ook een
neef, ontvangt eenige inkomsten wanneer hij zijn ergerlijk leven betert met
zijne concubine of bijslaapster weg te jagen en geene andere te nemen. Zijn
broeder en zijne zuster, erfgenamen zonder testament, laat hij te zamen alle
goederen tot hem gekomen door den dood zijner ouders en van zijnen broeder. Nog
ontvangt eerstgenoemde nog afzonderlijke voordeelen onder bepaalde
verplichtingen. Na dienst verscheiden gaan de gezegde goederen naar zijnen zoon
Judocus, en na diens dood tot den naasten bloedverwant die er zal wezen. Dewijl
aan hare zonen (ik denk de genoemde neven) hij door de voorgaande beschikkingen
genoeg voor hunnen stand voorzien heeft, resteert nu nog dat aan haar en hare
dochters te doen. Ida is met hare goederen in het klooster te Orthen ontvangen.
Vervolgens bespreekt de hoogeerw. Huijbrechts de Beurs op het Begijnhof te
Leuven en het collegie Standonk aldaar. De hierboven aangehaalde bundel bevat
een aantal bewijzen, welke aanspraak genoten van sommige beurzen van genoemden
fondateur. Een der menigvuldige stamgenoten was Christiaan Verhoeven, beroemd
valkenier te Kopenhagen, uit Valkensweertsche ouders geboren, te Bergeik 5
Febr.1741 met Petronella Wachtelaar gehuwd, vervolgens aldaar gewoond en
overleden (Zie gemelde bundel en mijne Beschr. v. Bergeik).
In het Leuvense begijnhof was een volledige woning gebouwd met door Johannes Huberti nagelaten gelden.
In het Leuvense begijnhof was een volledige woning gebouwd met door Johannes Huberti nagelaten gelden.
Ik heb beknopt afschrift genomen van eene verklaring 29
Januari 1674 te Eindhoven geschreven en gedaan, wegens verscheidene
afstammelingen van den eerw. Heer en Meester Jan Huijbrecht Van Lommel,
fondateur van zekere beurzen te Leuven. Een afschrift dateert van 1727 (Archief
van Valkensweerd). De eerste collector is geweest Huibrecht Huijbrechts, zijn
broeder. Hunne gehuwde zuster Elisabeth liet een zoon na, Lauwerens, dus eigen
neef des fundateurs, gehuwd met Peternel die een zoon verwekten insgelijks
Lauwerens geheeten, ook collator. Deze Lauwerens Lauwereijnsen gehuwd met
Elisabeth Nagelmakers hebben achtergelaten eene dochter genaamd Peternel
Lauwereijnsen, moeder van Elisabeth Nijssen begijn te Leuven en van Geertrui
getrouwd met den requirant Simon Adriaans Verbeek te Dommelen.
Waarschijnlijk zijn inboorlingen van Lommel Theodoricus
Van of à Loemel en Jacobus Van Lommel die Oversten zijn geweest van het
fraterhuis te 's Bosch in 1496 en 1530.
Martinus Van Loemel id. 1540. Henricus van Loemel id. 1553. Mart. van
Lommel, rector in 1557.
Joannes
Huberti of Huibrechts
Op
het jaar 1594 komt hij als kanunnik van het kapittel te Eindhoven voor (Pr.Cuijpers
bij Schutjes).
Jacobus
Van De Vijver of Vivarius
Is
rector der scholen te Heerenthals en Anderlecht geweest. Hij stierf als een
zeer ervaren dichter en liet over zedekundige onderwerpen eenige boeken achter.
Zijn sterfjaar is 1597 (Foppens p. 533 ‑ Paquot XVI.75). Joannes Van De vijver,
meestal De Vivario geheeten, is de laatste pastoor voor de reformatie in het
stadje Woudrichem geweest. Bij de kerkvisitatie in 1571 gaf hij den bisschop
veel licht over zijne parochie, welke hij weldra om de vervolging van het
geloof [..verliet..]. Toen Godefridus De Vivario overleden was, verkrijgt hij
het rectorschap of beneficie van het altaar van den H.Geest in de kerk te Budel
ten jare 1579.
Vivarius publiceerde onder meer twee schooltoneelstukken: "Petrus Praedicans", Antwerpen 1578, en "Redemptio nostra", Antwerpen 1579. Op eerstgenoemd werk wordt hij als "Loemelanus" vermeld; op de tweede bundel als "Lumelanus".
Vivarius publiceerde onder meer twee schooltoneelstukken: "Petrus Praedicans", Antwerpen 1578, en "Redemptio nostra", Antwerpen 1579. Op eerstgenoemd werk wordt hij als "Loemelanus" vermeld; op de tweede bundel als "Lumelanus".
Gaudentius
Van Lommel
Hij
was kanunnik regulier van het klooster Mariënhage onder Woensel nabij Eindhoven
waaruit hij door de godsdiensttroebelen in de 17de eeuw verjaagd is. Dit
tijdens het protestantisme vernietigd klooster had, om de daar heerschende
godsvrucht en der broeders geleerdheid eenen goeden naam verworven (Houben,
Gesch. van Eindh. I 39). Onlangs hersteld bouwt men (1896) eene ruime fraaie
kerk. G. Van Lommel bestuurde vervolgens het nonnenklooster te Weert en schreef
eenige werkjes.
Een van de werken van Gaudentius van Loemel is "Den Geestelycken Orpheus" (1660)
Joannes
Hanegraeffs, ook Hanegraef, Hanegreefs, Hangravius enz. geschreven
Deze
geleerde priester was kanunnik en cantor der collegiale kerk te Luik,
aalmoezenier en biechtvader van den prinsbisschop Ernestus. Later bediende hij
de parochie Petershem bij Maastricht. In 1617 overleden, bereikte hij den
leeftijd van 82 jaren. Zijn grafschrift vond men omstreeks 1[...] in de kerk te
Lommel, zijnde behalve D.O.M. op het bovendeel van den zerk, zes berijmde
regels, door sommige auteurs geboekt en door één hunner vertaald als volgt
"Treurt nu, o Musen, want Hangravius die aan Prinsen en Hertogen behaagde,
is niet meer. Hij was een voortreffelijk zanger van den H.Dionysius en een zeer
beroemd Hofprediker bij Ernestus. Schoon hij Ridder, Graaf en Hoveling was,
werd hij nogtans in zijnen ouderdom door eenen geweldigen (schielijke, hevigen)
dood weggenomen". De beroemde landmeter Verhees zag dezen grafsteen in
1781 nabij den toren liggen.
Cornelis Hanegreefs of Hanegrefs [Hanegravius]
Na
verschillende bedieningen in 't bisdom Antwerpen werd hij er te Broechem
pastoor. Bij het jubilé van 1625 deed hij eene bedevaart naar Rome, werwaarts
hij in 1629 als president van het collegie werd gezonden en waar hij tevens als
algemeene zaakgelastigde bij den H. Stoel voor zijne orde van Premonstreit was
aangesteld. Hij heeft het leven van den H. Norbertus en de geschiedenis van den
gelukzaligen Hermanus Joseph, kanunnik der Norbertijnsche abdij Steinfelt bij
Keulen, in het Italiaansch uitgegeven. Hanegrave verdronk 21 juli 1636 in den Tiber, wanneer
hij zich op voorschrift van den geneesheer in dien stroom wilde baden (Kath.
Meiërijsch Memorieboek, 1819, blz. 141). Hij bereikte den leeftijd van 51 jaren
en werd in de kapel van het collegie begraven.
[nvdr: Wijlen E.H. Gerard Michiels publiceerde een biografie van Hanegreefs in Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 7, p. 321-322].
[nvdr: Wijlen E.H. Gerard Michiels publiceerde een biografie van Hanegreefs in Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 7, p. 321-322].
Andreas
Aarts of Aerts
Uit
eene oude familie, welke ongeveer twee eeuwen verscheidene priesters aan onze
kerk bezorgd heeft. 10 november 1715 geboren, behaalde hij bij de algemeene
promotie van 1733 onder 111 medestudenten te Leuven de zesde plaats. Hij werd
er in 1739 lector der theologie en in 1742 licentiaat in de godgeleerdheid.
Kapellaan te Schijndel en pastoor te Heeze geweest zijnde, aanvaardde hij in
1748 de pastorie van St.-Jacob te 's Bosch. 5 juni 1763 vicarius apostoliek
benoemd verlangde hij de opengevallen pastorie te Schijndel te vervullen.
Achting in liefde mocht hij tijdens zijn ruim 27 jarig bestuur van het
vicariaat alom ondervinden. Als pastoor te Schijndel benoemde hij reeds in 1787
een opvolger. De verdienstelijke kerkvoogd overleed 13 augustus 1790 in de pastorie te
Schijndel en werd in de oude parochiekerk benoorden het koor begraven. Bij het
weder in bezit nemen dier kerk in 1812 is de zerk weggenomen (zie over Aerts :
Van Gils, Coppens en Schutjes). Tot hiertoe zijn enkele voorwerpen uit het
huisgezin van de Vicaris bij bloedverwanten te Bergeik tot zijn aandenken
bewaard.
Pastorie van Schijndel, waar A. Aerts woonde
Pastorie van Schijndel, waar A. Aerts woonde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten