zaterdag 18 augustus 2012

Waarheen met dit dorstige weer ?

Vandaag gaan we gezwind boven de 35° en de Lommelse kelen durven dan wel eens droog komen te staan.

Enkele weken geleden maakten we reeds wat sluikreclame voor Brasserie DE ELZE, Elzen 49. Die is intussen open en wacht op uw bezoek om U te vergasten met een natje en een droogje. Bij dit weertype vooral een natje...:)  Behalve op donderdagen alle dagen open vanaf 11u tot... Heerlijk toeven op een lommerrijk terras met een glaasje cava of een lekkere Leffe; meer moet dat echt niet zijn!

De omgeving wordt reeds in de 15de eeuw als Elzen vernoemd, maar wie weet er nog hoe een elzenboom eruit ziet, en waarvoor het hout ervan allemaal goed is?

Tijd voor een paar prentjes en voor een uittreksel uit het Kruidboek van de wereldberoemde 16de-eeuwse plantkundige Rembert Dodoens, uit Mechelen:






 




Herbarius oft Cruydt-Boeck volghens sijne laetste verbeteringhe: Met Bijvoeghsels achter elck Capitel, uyt verscheyden Cruydt-beschrijvers: Item in 't laetste een Beschrijvinghe vande Indiaensche gehwassen, meest ghetrocken uyt  schriften van Carolus Clusius. Nu wederom van nieuws oversien ende vebetert. (1644)


Ghedaente : De Elsen zij oock hooghe groote

boomen met veele tacken : ende wassen recht op met
tamelijcken dicke struycken. De schorsse is rouw /
oneffen / broosch / oft breucksaem / swartachtigh.
‘Thout is rootachtigh / sacht ende weeck om wercken ;
‘twelck buyten ‘twater niet langh goedt en blijft /
maer haest verrot / vermeluwet ende bederft ; van
onder ‘twater / est in vochtige gronden magh dat seer
langh duren / ende langer dan eenigh hout / jae bijnae
eeuwighlinck. De bladeren zijn wat rondachtigh van
maecksel / grooter ende meer gherimpelt dan de
bladeren van de Peerboomen / De haselaersbladeren
niet seer onghelijck / rondom de kanten oock ghekerft
oft gheschaerdt / in’t aentasten wat lijmachtigh ende
klevende.
De bloemen zijn anders niet dan Cattekens / als die
van de Bercken. Daer nae volght tghene datmen voor
de vrucht houdt, ‘twerlck langhworpigh is / ende veele 
schelferinghen aen een vergadert : ende als die schelferen
van een gaen oft gapen / dan valt het saedt daer uyt.  
De groene vrucht van dese Elsen wordt van sommighe
met de Moerbesien vergheleken om dat haer schelferen
oft schubben soo dicht in een ghedronghen zijn. De
tacken zijn seer broosch ende en laeten haer niet wel
buyghen.  Haere wortelen moghen wel half in het water
staen / soo seer beminnen sy de vochtigheydt. Tstaedt in
seer kleyn / bruyn ros van verwe.

Plaetse : De Else-boomen wassen gheerne in neere
vochtighe bosschen / ende in alle moerasachtighe oft
broeckachtighe en waterachtighe plaetsen : maer elders
en aerden sy niet wel. 

Tijdt : De Elsen botten ende brenghen nieuwe
cattekens voort in het voorjaer / dat is omtrent den
April. In den herfst rijst het rijp saedt uyt de vruchten. 

Naem : Desen boom wordt hier te lande Elsen
ende Elsen-boom geheeten ; in Doogdurtschlandt Er-
lenbaum ende Ellernbaum ; in Vranckrijck Aulne ; in
Italien Alneo,in’t Latijn Alnus… In Enghelandt hee-
tense Alder ; in Spaegnien Aliso ; in Hungarijen Egor

Aerd, Kracht ende Werckinge :
De schorssen van den Elsenboom zijn houdt /
verdrooghende ende tsamentreckende van nature : ende
door dese drooghe ende tsamentreckende kracht souden
sy goedt moghen wesen tot de heete gheswillen ende
ontstekinghen die eerst beghinnen. Sy zijn oock seer
goedt tot de apostumatien ende swillinghen van
de keele / amandelen ende van den monde / gelijck de
snorsteren van de Okernoten.
Nu ter tijdt worden vele schorssen gebruyckt om slechte
laltenen [=stoffen]/lederen / vellen ende vilten-hoeden
ende andere dierghelijcke dinghen swart mede te verwen.
Het hout van desen  Elsen-boom dient seer wel om daer
stijlen ende palen van te maecken diemen seer diep onder
d’eerde stampt oft hijt ; op de welcke kercken ende huysen
ende aller-hande swaer ghebouw / in sonderheydt in
weecken oft waterigen gront / getimmert wordt : want het
Elsenhout is van sulcken aerd / dat het onder d’eerde /
insonderheydt in ‘twater wesende / nummermeer en verrot
of en vergaet : hoe wel dat het buyten d’eerde in de loght
blijvende niet langhe duren en kan ; als voorseydt is.
De Else verdrooght merckelijck : dan sy en is noch heet noch
koudt / maer middelmatigh : daerom worden de bladeren
 gepresen tot heete gheswillen ende sweeringhen / ende tot
alle uytwendighe verhittinghen, te weten noch groen ende
versch sijnde. Onder ‘thol van de voeten gheleydt / trecken
de vermoetheydt  uyt van de ghene die moede zijn van te
veel gaene. De selve Elsen-bladeren seer nat / ende vol
dauws smorghens in den somer in een kamer gestroyt /
doen de vloyen sterven /segghen sommighe : die oock
versekeren dat de selve bladeren / in sonderheydt de
ghene die meestklevende oft taep in’t tasten zijn / ende
klam / al oft sy met honigh bestreeken waren / kracht
hebben om ‘tssercijn te ghenesen / oft immers wat te
versoeten / op de huyt ghewreven / tot datse roodt wordt  
oft datter bleynkens aen komen. De schorsse dient niet
alleen om het leder swart te verwen / maer streckt in stede
van Galnoten /om inckt te maecken : ende heeft een
tsamentreckende kracht / nut teghen veelderley gheswillen.
Dan de schorsse van de Witte Else / soo Iulius schrijft /
schijnt noch meer tsamentreckende te wesen ende meer
verkoelende van aerd / met eenighe drooghmaeckinghe daer
by. De vochtigheydt die uyt den struyck van de Else loopt /
als hy met een boor doorboort is / langhe gedroncken is nut
om den steen in de blase ende nieren te breken / seydt Mat-
thiolus : ende sy maeckt de huyt schoon ende klaer / daer op
gestreken. De selve gheneest de sweeringen des mondts / als
den mondt daer mede gespoelt oft ghewasschen wordt. Het
Elsenhout dient oock om leeren / perssen / steelen van
werck-ghetuygh / hop-kribben / ende andere dierghelycke
dinghen te maecken : maer voor allen dient het om goten /
riolen ende waeterbuysen van te maecken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten